Vloek en schoonheid

Mozes sprak tot zijn volk en beloofde het alle zegeningen, maar: ‘Deuteronomium 28 15: Daarentegen zal het geschieden, indien gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet zult gehoorzaam zijn, om waar te nemen, dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede; zo zullen al deze vloeken over u komen, en u treffen. 22: De HEERE zal u slaan met tering, en met koorts, en met vurigheid, en met hitte, en met droogte, en met brandkoren, en met honigdauw, die u vervolgen zullen, totdat gij omkomt. 23: En uw hemel, die boven uw hoofd is, zal koper zijn, en de aarde, die onder u is, zal ijzer zijn.’

Kortom: alle ellende zal uw deel zijn. Stefan Hertmans, katholiek opgevoed, lijkt overtuigd van de vloek voor deze wereld. Hij noemde zijn nieuwe verzameling gedichten Onder een koperen hemel. Die hemel komt terug in het gedicht over Mostar, over de beroemde brug die in 1993 verwoest werd tijdens de Balkanoorlog. De brug verbindt een katholieke en een moslimwijk. Zou de Heer van Mozes beide wijken vervloeken? En wat zouden de vluchtelingen naar Lampedusa of Lesbos moeten ondergaan?

Het engagement van de dichter beperkt zich niet tot vluchtelingen of oorlogsslachtoffers. Ook Kaspar, ‘wijnrood gevlekte jongen / op de laatste trein.’ en Benedetta Podesta, het achttienjarig meisje uit Genua die dood gevonden werd in haar kamer in Londen waar ze was om de taal te leren, inspireert hem tot een gedicht, waarbij vooral haar ogen een belangrijke rol spelen. Het verbindt haar lot met de hel van Dante en de blik die aan haar gehecht werd via televisiebeelden met de reactie van Euridice in de onderwereld die: ‘na de blik die ze verlangde, / (zich) omdraait en de weg terugloopt, / gehoorzaam, zonder een woord.’

Een motto is van Leopold: ‘Schoonheid is tyranniek gezind / en zelfgerecht en voert bewind.’ Schoonheid is een strenge meesteres en vraagt om kritisch zelfonderzoek en dat geldt ook voor de lezer:

Open de deur van het gedicht:
het huis is leeg. Je zult zelf meubels moeten maken,
een kast voor onbeslapen lakens
en wat planken voor verhalen
die geen hond nog wil.

Als de dichter twee vijgen ziet, onrijp, na de winter, die alleen nog maar kunnen verschrompelen, noemt Hertmans ze met de woorden van Leopold ‘volmaakt in / rijkdom van het / onvoltooide.’

De koperen hemel kan ook de hemel van het Middenoosten zijn en dat duidt op hitte, die een ik verbrandt ‘van kop tot teen’, ‘mijn huid een vel om op te schrijven’. Het is ook de hitte van een vrijpartij en de erudiete en graag verwijzende dichter heeft het dan ook over de Frygische god Sabazios, een vadergod en ruitergod, die onder andere voorafgaat aan Sint Joris op paard die de helleslang laat vertrappelen. In het gedicht komt een rilslang voor ‘die plots kon praten – heldenmoed.’ Het gedicht eindigt met de belofte de geliefde ooit weer te halen:

Ooit kom ik je weer halen,
Hades’ laatste seizoen,
we duiken diep en komen
nooit meer weer.

Dante plaatste Francesca da Rimini in de hel, samen met haar minnaar Paolo, omdat ze het heilig huwelijk schonden. Heilig? Francisca was door haar vader bedrogen. Het liefdespaar heeft menig schilder, beeldhouwer en schrijver geïnspireerd. De minnaars lazen samen over Lancelot en zijn verboden liefde. ‘Die avond lazen zij niet verder.’ Ze werden betrapt en gedood door de wettige echtgenoot. Francesca schreef met onzichtbare inkt om de ontmoeting te bewerkstelligen. Hertmans maakt er een gedicht van dat vooral gaat over geheime boodschappen. Wat niet geschreven staat, moet onthouden worden.

Niets hield nog ons onthouden
tegen, dus we onthielden ons,

todat het zwijgen weer kon
spreken, tegenspreken,
o jij die handen hield
waar er geen waren,
en die niet trilde,

omdat ons doodgezwegen
lichaam dat niet wilde.

In een ander liefdesgedicht gaat het over Moby Dick. Een ik-figuur heeft zijn geliefde als een jakhals in haar ‘lynxige oren’ besnuffeld. Het gedicht eindigt zo: ‘we kwamen daar de witte walvis tegen, / Moby, happend op het droge / naar de jakhals achter ons.’

Het moeten schrijven is een vloek, maar geeft ook schoonheid. De muze legt de dichter op een Procrustes-bed; zij ‘strecht en strest’ hem, ‘omhelst en pest’. De muze lijkt op veel vrouwen ‘en als je bij me ligt / fluister je: kijk ik loop / daarbuiten, je ziet de / weerschijn in de ruiten.’ En dan vraagt de dichter: ‘Hou je gloeiende rijmen en / de rest, maar zie niet af van / pesten.’

Remco Ekkers

Stefan Hertmans – Onder een koperen hemel. De Bezige Bij, Amsterdam. 116 blz. € 22,99.