‘Ik zou het best fijn vinden om een personage te zijn in een boek van iemand anders’

Interview met Mauro Libertella, Crossing Border, Den Haag 3 november 2018

De Argentijnse auteur Mauro Libertella (1983) schreef Mijn begraven boek, een persoonlijke, oprechte en ingetogen roman over de relatie met zijn alcoholistische vader. Geen gemakkelijke opgave, maar het resultaat is geslaagd, zonder aanstellerij of sentimentaliteit. Wij mochten hem interviewen in Den Haag, waar hij zijn opwachting maakte bij het festival Crossing Border.

Om te beginnen wil ik de relatie van uw vader (Héctor Libertella, 1945-2006) met de Amerikaanse beatnikschrijvers toelichten. Ik heb het volgende citaat onderlijnd: ‘Wanneer ik hem zag beven of als hij zulke opgezwollen benen had dat hij bijna niet uit zijn stoel kon komen, vielen heel San Francisco, City Lights, Allen Ginsberg en de rest van de beatnikconstellatie in duigen.’
Het is bekend dat alle beatniks zelfdestructieve neigingen hadden: Jack Kerouac was alcoholist, William Burroughs gebruikte heroïne, Allen Ginsberg experimenteerde met van alles en nog wat. Het was ook een tijd waarin de mythe van de creatieve werking van drugs nog hoogtij vierde, een mythe die in sommige kringen nog steeds wordt gecultiveerd. Is er volgens u een verband? Zou Burroughs niet dezelfde schrijver kunnen zijn zonder heroïne? Of is hij er net in geslaagd om een oeuvre op te bouwen ondanks die verslaving?

– Ik ben lang zelf gefascineerd geweest door de beats en had zelfs het gevoel dat ik in het verkeerde tijdperk was geboren, een tijdperk dat zo’n beetje post-alles was en waarin alle dromen, mythes en utopieën al aan diggelen waren gevallen. Mijn ouders keken echter elk op een andere manier terug op hun jeugdjaren. Mijn vader hield de mythe van de jaren zestig halsstarrig in stand en vertelde graag over hoe hij die tijd als jonge snaak had beleefd. In 1968, op zijn drieëntwintigste, won hij een grote literaire prijs. Met het geld reisde hij de wereld rond en beleefde zijn versie van Kerouacs On the Road. Ik luisterde met open mond naar zijn verhalen en vond het erg jammer dat ik die avonturen nooit zou kunnen beleven, want die wereld was voorgoed verdwenen.

Mijn moeder heeft die tijd nooit geïdealiseerd. Ze zag namelijk ook de keerzijde: met veel vrienden uit die tijd liep het slecht af door drugs en alcohol, of ze bereikten helemaal niets. Uiteindelijk heeft dat tijdperk volgens haar minder dingen van blijvende waarde opgeleverd dan verwacht. Zelf heb ik altijd getwijfeld tussen de idealiserende visie van mijn vader en de nuchtere kijk van mijn moeder. Toen ik nog een jaar of twintig was, geloofde ik nog dat kunstenaars hun grootste werk maken onder invloed van roesmiddelen. Mijn lijfspreuk had ik ontleend aan William Blake: ‘The road of excess leads to the palace of wisdom.’ Maar toen mijn vader begon af te takelen, ging ik de zaken helemaal anders te zien. De laatste jaren van zijn leven sloot hij zich op in zijn appartement om enkel nog te schrijven en te drinken, alsof hij een soort van offer bracht. Als het om een andere schrijver ging, zou ik er waarschijnlijk mee hebben gedweept, maar ik zag het gebeuren met mijn eigen vader. De mythe viel voor mijn ogen in duigen. Toen ik zelf begon te schrijven, wist ik dat ik niet zo kon of wilde leven. Ik leid dan ook een vrij routineus, burgerlijk gezinsleven.

Voelde uw vader zich wegens zijn alcoholisme verwant met de beats? Of was zijn affiniteit zuiver literair?
– Mijn vader had interesse voor de beats omdat die helemaal geen onderscheid maakten tussen hun leven en hun werk. Ze schreven zoals ze leefden en vice versa, zoals Kerouac in On the Road of Burroughs in Junky. Dat voorbeeld wilde mijn vader volgen. Een schrijver als Borges, die ook werd bewonderd door mijn vader, was totaal anders. Hij had een vrij saai leven en sleet zijn dagen in zijn bibliotheek.

Ik had later een gelijkaardige aha-erlebnis toen ik het werk van de Chileense auteur Roberto Bolaño (1953-2003) las. Voor mijn generatie was hij zonder meer de belangrijkste schrijver en ik zie in hem een geestesverwant van de beats. Hij doorkruiste heel Latijns-Amerika en verwerkte veel seks, drugs en rock-n’-roll in zijn werk. De beatniks behoren uiteindelijk tot een andere generatie, Bolaño was echt onze schrijver. Maar ik ben nooit op zijn manier gaan leven.

Wie was de favoriete beat-schrijver van uw vader?
– Mijn vader hield vooral van Burroughs omdat hij zelf ook een hermetische, zeer experimentele avant-gardeschrijver was, die eigenlijk bijna niet meer leesbaar is. Toch bewonderde hij bijvoorbeeld ook Borges, maar die is dan ook onvermijdelijk in Argentinië.

Welke invloed hebben de beats in Latijns-Amerika gehad? Zelf denk ik bijvoorbeeld aan Mario Levrero (1940-2008), een Uruguayaan die een tijdgenoot van uw vader was en onder meer de behoorlijk psychedelische roman De plaats schreef. Uw landgenoot César Aira durft daar ook redelijk ver in te gaan. Zijn er nog meer voorbeelden?
– Het toeval wil dat ik een boek over Mario Levrero aan het schrijven ben. Hij en Bolaño zijn voor mijn generatie de belangrijkste auteurs. In Levrero’s werk kan je wel meerdere perioden onderscheiden. Afgezien van zijn psychedelische fase heeft hij ook toegankelijker werk geschreven. Eigenlijk houd ik vooral van zijn dagboeken, die postuum werden gepubliceerd. Die zijn zeer persoonlijk en er ‘gebeurt’ in feite heel weinig in. Volgens mij heeft Levrereo zo de deur geopend voor auteurs zoals ik om autobiografisch te schrijven, zelfs al ze geen spectaculaire dingen meemaken. Alejandro Zambra, een Chileense auteur, doet dat bijvoorbeeld ook. Hij was een pionier in het autobiografische genre en heeft me sterk beïnvloed, ook al krijgt hij soms kritiek omdat zijn boeken egocentrisch zouden zijn. Volgens mij schrijven we niet autobiografisch omdat we onszelf zo belangrijk zouden vinden, maar omdat we iets universeels willen vertellen, bijvoorbeeld over rouw.

César Aira is natuurlijk eveneens een heel belangrijke schrijver in Argentinië. Ook bij hem zie je een verschil tussen boeken waarin hij zijn ongebreidelde fantasie de vrije loop laat en zijn meer bespiegelende werk, dat ik liever lees. Hij onderbreekt daarin bijvoorbeeld een verhaal om na te denken over wat hij net heeft geschreven, of over het wezen van de literatuur. Ik probeer dat op mijn eigen manier ook te doen, door narratieve hoofdstukken af te wisselen met reflexieve passages.

Het valt mij inderdaad op dat er een nieuwe generatie Latijns-Amerikaanse schrijvers is opgestaan die weigert om zich te conformeren aan het stereotiepe beeld van de Latijns-Amerikaanse literatuur. U blijft ver weg van magisch realisme, geweld, dictatorromans en andere clichés. Voelt u dat het nodig is om afstand te nemen van die vorige generaties?
– In Europa wordt Latijns-Amerikaanse literatuur nog altijd hoofdzakelijk met de ‘boom’ geassocieerd, maar eigenlijk zijn wij daar al lang klaar mee. Inmiddels zijn we zelfs al enkele generaties verder. Wij hoefden geen literaire vadermoord meer te plegen, dat deden onze voorgangers al. Ik heb trouwens veel minder literatuur van de ‘boom’ gelezen dan van de daaropvolgende generatie, met onder meer César Aira en Ricardo Piglia. Zij hielden zich al niet meer bezig met die ‘typisch’ Latijns-Amerikaanse thema’s. Zelf heb ik nooit expliciet over politiek of geschiedenis geschreven, niet omdat me dat niet interesseert, maar omdat het niet in mijn werk past. Als je naar het theater gaat, volgen ze soms één acteur met een zoeklicht, terwijl de rest van het podium donker blijft. Dat intense effect wil ik ook bereiken: ik richt mijn zoeklicht bijvoorbeeld op mijn vader en laat al de rest buiten beschouwing.

Uw vader bracht veel tijd door in Varela Varelita, een café in Buenos Aires dat er op het eerste gezicht vrij normaal en populair uitziet, maar blijkbaar druk werd bezocht door kunstenaars en intellectuelen.
– Varela Varelita is een bohemiencafé in Buenos Aires. In de jeugdjaren van mijn ouders waren er nog veel meer van die plekken, die werden bezocht door muzikanten, schrijvers enzovoort. Helaas zijn er veel verdwenen in de jaren negentig, de hoogdagen van het liberalisme. De stad is toen enorm veranderd en veel oude cafés werden omgebouwd tot een Starbucks of iets dergelijks. Gelukkig is Varela Varelita nog steeds een rots in de branding, een onuitroeibaar overblijfsel van het oude Buenos Aires. Ze hebben er trouwens een foto van mijn vader opgehangen.

U bent een totaal andere schrijver dan uw vader. U schrijft leesbare teksten in een begrijpelijke, heldere taal, terwijl hij gedurende tientallen jaren de ‘zuiverheid van de hermetische stijl’ voorstond. Nam u in literair opzicht afstand van uw vader?
– Toen ik van de middelbare school kwam, wilde ik helemaal geen schrijver worden. Dat is logisch: op die leeftijd wil je niet het voorbeeld van je ouders volgen. Ik ging rechten studeren en had het plan opgevat om advocaat te worden, maar dat mislukte. Uiteindelijk werd ik toch aangetrokken door de literatuur en begreep ik dat het schrijverschap onontkoombaar was, maar ik moest wel mijn eigen stijl vinden. Het zou belachelijk zijn om op dezelfde manier als mijn vader te schrijven. Ik was ook erg bang om met mijn vader te worden vergeleken, maar besefte al gauw dat we op literair gebied totaal van elkaar verschillen.

Uw boek gaat niet over de militaire dictatuur in Argentinië, al wordt die terloops vermeld. Toch wil ik het even hebben over de recente verkiezing van de extreemrechtse presidentskandidaat Jair Bolsonaro in Brazilië, die openlijk heimwee heeft naar de tijd van de militaire dictaturen, vind dat het geoorloofd is om politieke tegenstanders te folteren en een afkeer heeft van mensenrechten. Hoe wordt er gereageerd in Argentinië, waar de herinnering aan de dictatuur nog zeer levendig is?
– Het is verschrikkelijk. Ik schat dat ongeveer 30% van de Argentijnen heimwee heeft naar de dictatuur, maar toch geloof ik niet dat een figuur als Bolsonaro met zo’n extreem discours in mijn land op een democratische manier president zou kunnen worden. De opmars van dergelijk reactionair populisme is natuurlijk ook een wereldwijd fenomeen; in Europa zie je gelijkaardige dingen gebeuren, onder meer door de migratiecrisis.

In Latijns-Amerika speelt corruptie daarbij een grote rol. Bolsonaro heeft daar handig op ingespeeld door te beloven dat hij er een einde aan zou maken. Ik geloof echter dat corruptie een structureel probleem is in mijn continent: rechtse politici graaien net zoveel als linkse. Desalniettemin zorgen linkse politici doorgaans beter voor de onderlaag en de middenklasse van de samenleving dan hun rechtse collega’s.

Ik vraag me af wat democratie nog betekent. Komen politici aan de macht omdat we voor ze stemmen, of omdat ze de media of het gerechtelijk apparaat controleren? In Brazilië werd oud-president Lula bijvoorbeeld zonder overtuigend bewijs veroordeeld, als je het mij vraagt.

U schrijft het volgende over de geboortestad van uw vader: ‘Bahía Blanca was altijd vol met dat soort verhalen en overdrijvingen: een tussen nostalgiek en triomfen bewegend familiair heldendicht dat de ware overlevering is van onze afkomst en dat hij me onbewust inprentte.’ Sinds de dood van uw vader keerde u niet meer terug naar die stad. Hangen er te veel herinneringen aan vast?
– Sinds mijn vader overleed, heb ik er geen band meer mee. Toen hij was gestorven, moest ik zijn spullen opruimen. Dat was een bevreemdende ervaring: zijn kleren, meubels en manuscripten leken even levenloos als hem. Op gelijkaardige manier heb ik het gevoel dat Bahía Blanca een dode stad is, ik wil de herinnering bewaren aan de tijd dat ze nog leefde.

U haalt ook Philip Roth aan, meer bepaald een passage uit Patrimonium over zijn gestorven vader die u te binnen schoot toen u uw vaders kist zag: ‘De volgende ochtend wist ik dat hij dit boek bedoelde, waaraan ik, omdat ik nu eenmaal een onbetamelijk beroep heb, de hele tijd dat hij ziek en stervende was, had gewerkt.’ Verwijt u zichzelf een gebrek aan fatsoen? Ziet u een schrijver als een voyeur die onbeschaamd in de privélevens van de mensen in zijn omgeving graait?
– Ik heb het daar zelf soms moeilijk mee. Het lastigste vond ik om over het drankprobleem van mijn vader te schrijven. In de eerste versie van mijn boek had ik dat zelfs volledig buiten beschouwing gelaten. Toen mijn moeder die oerversie las, wees ze me erop dat dat niet kon. Ze begreep dat ik hem wilde sparen, maar vond dat ik zijn alcoholisme niet kon verzwijgen voor mijn lezers, en ze had gelijk. Daarom voegde ik een hoofdstuk toe. Je moet zo eerlijk mogelijk zijn met je lezers, al is dat niet gemakkelijk. Het betekent dat ik mezelf ook moet blootgeven, met al mijn angsten en tekortkomingen, anders heb ik het recht niet om over anderen te schrijven.

Toch schrijft u in zekere zin wel degelijk fictie, want u geeft uw versie van de feiten, die onmogelijk volledig objectief kan zijn. Herinneringen zijn niet waarheidsgetrouw.
– Daar ben ik me van bewust. Ik zou het om die reden best fijn vinden om een personage te zijn in een boek van iemand anders, zodat ik mezelf op een andere manier kon leren kennen.

U hoort bij de groep ‘Bogota 39’, een lijst van de 39 meest veelbelovende Latijns-Amerikaanse schrijvers onder de 40. Welk belang heeft die lijst?
– Dat soort lijstjes is natuurlijk altijd subjectief, maar er staan veel goede schrijvers op, zoals Valeria Luiselli of Diego Zúñiga. Het gaat uiteindelijk om een zeer heterogene groep mensen die over erg uiteenlopende dingen schrijven, het is zeker geen literaire stroming. Latijns-Amerika is immers enorm groot, onze literatuur is niet zo homogeen als vaak wordt aangenomen. Een Argentijnse schrijver heeft uiteindelijk niet veel meer gemeen met een Mexicaan dan een Duitse auteur met een Griek. De enige grote overeenkomst is dat we allemaal Spaans spreken, met uitzondering van de Brazilianen. De culturele of politieke context is echter vaak totaal anders.

Tot slot wil ik het boek De afstand die ons scheidt van de Peruaanse schrijver Renato Cisneros vermelden. Ook hij schreef een boek over zijn vader, generaal Luis Cisneros Vizquerra, een totaal andere man dan de uwe: een harde, reactionaire militair. Zou u over zo’n vader kunnen schrijven?
– Het zou alleszins een ander boek zijn geworden. Mijn vader was uiteindelijk een goed mens, al had hij zijn tekortkomingen. Uw vraag doet me denken aan het boek dat de Colombiaan Héctor Abad Faciolince over zijn vader schreef, Het vergeten dat ons wacht. Het was een bestseller, maar ik vond het erg eenzijdig. Het gaat over een ideale vader die sterk wordt geïdealiseerd. Zo doe je je vader geen recht, net zomin als wanneer je hem enkel zou bekritiseren. Ik ga op zoek naar een evenwicht. Daarom heb ik trouwens gewacht tot na mijn rouwperiode voordat ik het boek schreef: ik moest afstand nemen. Als je te dicht bij een schilderij staat, kan je het toch ook niet goed zien?

Daan Pieters

Mauro Libertella – Mijn begraven boek. Uit het Spaans vertaald door Merijn Verhulst. Met een voorwoord van Carlos Fonseca. Karaat, Amsterdam. 80 blz. € 17,95.