Liefde is zo kort en het vergeten zo lang

‘The minute I heard my first love story,I started looking for you, not knowing how blind that was. Lovers don’t finally meet somewhere. They’re in each other all along.’

Dit citaat van Rumi, een invloedrijk dichter uit de 13de eeuw, lijkt de driehoeksverhouding tussen Mila, Steffan en Jules perfect samen te vatten. Nauwelijks bekomen van de diversiteit aan indrukken in het trendy Amsterdam, valt eerstejaars studente Nederlands Mila als een blok voor de hippe koordirigent Steffan. 

‘Wij waren samen elektrisch, Steffan en ik,’ vat Mila haar coup de foudre samen. Steffan is vanaf het begin echter duidelijk: ‘Ik ben niet zo goed in verkering.’ En dan vooral niet in het exclusieve karakter van een liefdesrelatie, zo blijkt, want er is ook nog de recalcitrante Jules, die wél het bed met Steffan deelt. 

Voor de schijnbaar ongelukkige jongen-met-de-moeilijke-jeugd zijn beide vrouwen ‘complementairen’. Dat mag wel zo zijn, maar Anna van Praag karakteriseert hen in de roman Hoe groot is de liefde al te opzichtig als tegenpolen. Een eenzijdige benadering, die naar een zwart-wit-portrettering zweemt. Pas als je de karakters van Mila en Jules zou verenigen, ontstond zoiets als een écht mens of een geloofwaardig personage. 

Met drie uiteenlopende protagonisten begeeft Van Praag zich sowieso op glad ijs wat de karakterisering betreft. De figuur van Mila overtuigt nog het meest; als belevende ik-verteller zijn haar gedachten en gevoelens het makkelijkst te doorgronden. Aangezien een personele vertelinstantie over Jules schrijft, blijft die gedurende het hele verhaal een wat ongrijpbaar personages; een status die haar overigens op het lijf geschreven is. Gaandeweg krijgt ze meer reliëf, van de zorg voor haar autistische broertje tot haar kleptomane neigingen. Liefst van alles wil Jules betrapt worden om zo haar eigen pantser kapot te maken. 

Het vormt de aanzet tot een initieel boeiende extra laag, maar dit gegeven wordt verder niet uitgewerkt. Dat komt overigens vaker voor. Dat is een spijtige vaststelling, want het had Hoe groot is de liefde meer diepgang kunnen geven. 

In cursief geschreven passages belicht Steffan zijn visie op de ongebruikelijke verhouding. Veel aandacht gaat echter uit naar herinneringen aan zijn jong gestorven broer Gab(riel). Dat blijft een onverwerkt trauma; nog steeds voelt Steffan geen grond onder de voeten, maar enkel moeras. Bijwijlen is de toon in deze fragmenten zachter, wordt zelfs opgesmukt met poëtische teksten. Een geslaagd geheel levert dat niet steeds op: Van Praag is nu éénmaal beter in realistische passages en gevatte dialogen.

Gaandeweg ontstaat een driehoeksverhouding tussen de getroebleerde dirigent en zijn twee meisjes, die hij ‘muze en engel’ noemt. Hun levens raken steeds inniger met elkaar verweven. Een dichtregel van Pablo Neruda schijnt het wezen ervan samen te vatten: ‘Liefde is zo kort en het vergeten zo lang’, perfect van toepassing op de drie protagonisten. Wanneer het drietal een weekend in Rotterdam doorbrengt, lijkt dit de climax te worden op het gebied van het verleggen van hun seksuele grenzen. Het siert Van Praag dat ze de juiste woorden vindt en vulgariteiten ontwijkt.

Mila wordt steeds vaker geplaagd door jaloezie, maar Steffans aantrekkingskracht lijkt onweerstaanbaar. Bovendien heeft Steffan die vrijheid nodig: ‘Vrijblijvend wel, maar betekenisloos niet.’ In die verheerlijking van de vrije liefde – met betekenis – gaat Van Praag wat ver; de auteur laat nauwelijks ruimte voor Mila’s verdediging van een exclusieve relatie. Precies het uitdiepen van die tegenstelling had het eenzijdige pleidooi dat nu ontstaat kunnen verruimen. 

Datzelfde euvel geldt de stilistische vertaling van de thematiek. Hoe groot is de liefde drijft op een sterk sensitieve schriftuur, vaak met rake beelden gelardeerd, die je met alle zintuigen dient te ervaren. Soms doet Van Praag wel erg haar best om de lezer daarvan te overtuigen:

‘Alle andere zintuigen – kijken, ruiken, proeven, horen – zijn samengebald in die ander, die op haar beurt met haar samenvloeit op een plek tegelijkertijd in en buiten haarzelf.’ 

Dat de vrije liefde ook jaloezie, onbegrip en pijn teweegbrengt, wordt terloops wel beschreven, maar het blijft een papieren constructie, en dat is meteen een gemis. Knap is daarentegen hoe Van Praag de psychologische spanning ten top voert. Steffan lijkt gaandeweg alle binding met de realiteit te verliezen, getuige daarvan het ‘Concert van het Licht’ dat hij met z’n koor wil opvoeren. Een dramatische climax kan niet uitblijven. Van Praag focust vooral op de grote gevoelens, maar weet nergens echt te raken; ook het einde blijft te sterk aan de oppervlakte.

‘A beautiful love story’, met dat lovende citaat bedacht John Green zogenaamd de roman. Zogenaamd inderdaad, want als Green Hoe groot is de liefde echt gelezen had, zou hij wel een andere oneliner gekozen hebben. Op de betere momenten is dit een indrukwekkende coming-of-age-roman, dat wel, met een intens, soms schrijnend portret van een driehoeksverhouding. Maar een betoverend liefdesverhaal, nee, dat wordt het nergens, en dat lijkt me evenmin Van Praags bedoeling te zijn geweest. 

Jürgen Peeters

Anna van Praag – Hoe groot is de liefde. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren, 262 blz. € 14.90