De verleiding in hoogsteigen persoon

De tragische liefdesgeschiedenis van Carmen, ‘een vreemde en wilde schoonheid’ en haar ex-soldaat don José staat dankzij talloze bewerkingen in opera, ballet en film in het collectieve geheugen gegrift. Aan die stroom van vertalingen, bewerkingen en adaptaties voegt uitgeverij Clavis een luxueuze editie toe, met fascinerende prenten van internationaal gelauwerd illustrator Benjamin Lacombe.

De oorspronkelijke novelle van Prosper Mérimée wordt integraal opgenomen, inclusief de uitgebreide inleiding waarin Mérimée als ‘expert in oude geschiedenis’ tijdens zijn rondreis door Spanje de tragische figuren van Carmen en de ‘beruchte bandiet’ don José, ontmoet. De gekende verhaalontwikkeling volgt: de levens van de wispelturige zigeunerin en don José raken dermate met elkaar verwikkeld dat de eervolle soldaat in een smokkelaar, dief en moordenaar transformeert. Ook hier wordt don José als bevlogen verteller gekarakteriseerd; in zijn rol als focalisator is het begrijpelijk dat hij Carmen wat eenzijdig als leugenares en bedriegster portretteert. Niettemin blijft Josés biecht stevig overeind, nu eens met haast lyrische beschrijvingen van een verloren gegane liefde, dan weer met diepgaande beschouwingen in een sobere, haast onderkoelde stijl. Josés verhaal roept kritische vragen op bij de verteller: ‘Maar is het instinct van het geweten dat tegen elke redenering ingaat, wel zo primitief?’ Het zijn serieuze morele vraagstukken, alleszins de moeite van het overdenken waard. Een uitgebreid voetnotenapparaat voorziet de lezer van achtergrondinformatie, met zowel toevoegingen van Mérimée over gebruiken en gewoontes van Spaanse zigeuners als extra informatie van de uitgeverij voor de ‘moderne lezer’.

Typerend voor het verhaal is de contrastwerking in de vele beschrijvingen, een geraffineerd en doordacht spel met tegenstellingen:

Zijn stem was rauw maar aangenaam en wat hij zong, klonk zwaarmoedig en vreemd tegelijk, al verstond ik er geen woord van.

Die antithesen behoudt Lacombe in zijn wat geheimzinnige, nostalgische illustraties. De portretten van de protagonisten vallen dankzij hun grote, sprekende ogen extra op. Carmen krijgt een onschuldige blik aangemeten, die sterk contrasteert met haar innerlijk. De verfijnde trekken van don José en zijn wantrouwige, maar ook bezorgde blik verbeelden een man die onmiskenbaar geleden heeft. Meermaals integreert Lacombe symbolische verwijzingen. Carmen wordt treffend als spin geportretteerd; de connotatie met een zwarte weduwe is nooit veraf, een goedgekozen leidmotief dat de illustrator meermaals gebruikt. Carmen blijkt de verleiding in hoogsteigen persoon, maar ze verzinnebeeldt schoonheid met een wrang kantje; als femme fatale weeft ze een nauwsluitend web om haar nietsvermoedende prooien. Naarmate het verhaal vordert, wordt die metafoor visueel wat vaak gebruikt, waardoor het gegeven aan kracht verliest. Elders heeft Carmen een acaciabloem in haar mond, waarvan het hartje gevormd wordt door een doodskop. Een niet mis te verstane waarschuwing, maar don José is dan al volledig betoverd door haar gratie. Waartoe dat leidt, stelt Lacombe in een beklijvend beeld voor; de geheel in het zwart geklede Carmen kijkt hooghartig op een tot skelet verworden don José neer, die tevergeefs naar haar gunsten dingt. Het is een sublieme prent, waarvan het contrast tussen het smekende skelet en de onderkoelde vrouw tristesse oproept. Net zoals in de tekst besteedt ook Lacombe ruimschoots aandacht aan de couleur locale van het onherbergzame Spaanse binnenland; dankzij de warme, sobere kleuren ontstaat een melancholisch tafereel. Meermaals neemt het landschap letterlijk de contouren van Carmen aan, waarin don José hopeloos verdwaalt.

Na het verhaal volgt een afsluitend hoofdstuk dat deel uitmaakt van de originele versie van Carmen. De uitgeverij voegt expliciet toe dat hier de ‘persoonlijke mening’ van Mérimée geldt, ‘die overeenkomt met zijn kijk op de wereld rond 1830.’ Onder het mom van wetenschappelijke beschrijvingen bezondigt hij zich in zijn beschouwingen over de zeden en gewoontes van Spaanse zigeuners namelijk aan grove veralgemeningen en zelfs racistische uitspraken, o.a. over zigeunervrouwen;

Als ze heel jong zijn, is hun lelijkheid nog niet onaantrekkelijk, maar als ze eenmaal moeder zijn, worden ze ronduit afstotelijk.

Toch presenteert de auteur niet enkel een negatief beeld, maar blijken zijn observaties door vooroordelen en clichés over karakter, volksaard, afkomst en taal gekleurd.

Interessanter is het als bijlage opgenomen reisverhaal ‘Een brief uit Spanje’, waarin Mérimée over ‘bandieten en boeven’ schrijft en zo een licht werpt op ‘bepaalde artistieke keuzes’ in Carmen. De figuur van don José wordt er geïntroduceerd; ondanks zijn bezigheden als rover en moordenaar focust de auteur op zijn goedheid en hoofse omgangsvormen, waardoor het verhaal een waardevolle bijdrage vormt.

De tragische liefdesgeschiedenis zoals opgetekend door Mérimée krijgt vanzelfsprekend een centrale rol toebedeeld. Voor kenners van de novelle voegt dat waarschijnlijk weinig tot niets nieuws toe; de meerwaarde ligt dan ook besloten in de sterke symbiose tussen tekst en beeld. Benjamin Lacombe verdiende al ruimschoots erkenning met zijn gestileerde, melancholische illustraties. Geïnspireerd door de vele tegenstellingen in de novelle focust de illustrator eveneens op antithesen; dat levert sterke illustraties op, meermaals polyinterpretabel en voorzien van symbolische verwijzingen. Deze Carmen vormt dan ook vooral visueel een waardevolle aanvulling in de stroom van bewerkingen.

Jürgen Peeters

Prosper Mérimée & Benjamin Lacombe – Carmen. Clavis, Hasselt. 176 blz. € 39.95.