In zijn vrijdagcolumn (€) in het Dagblad van het Noorden veegt Jean Pierre Rawie de vloer aan met de biografie van Maaike Meijer over F. Harmsen van Beek, Hemelse mevrouw Frederike.

Dat Maaike Meijer niet van mannen houdt, daar kan ze niks aan doen, maar als biografe maakt ze het zichzelf erg moeilijk door de keuze van haar slachtoffers.

Rawie maakt bezwaar tegen het taalgebruik: ‘deerniswekkend meisjesboekenjargon’. Hij is ook niet zo te spreken over de pogingen van Meijer om de naam Fritzi te vervangen door Frederike.

Ik heb haar evenwel redelijk goed gekend; ze stelde zich voor als Fritzi, en antwoordde als je haar met Fritzi aansprak.

Rawie zat, samen met andere kunstenaars en schrijvers, bij een kunstenaarskring:

Ze maakte als dichteres (en niet, zoals Maaike zegt, als beeldend kunstenaar) met C.O. Jellema en mij deel uit van de Fuji Art Association, en ik heb in de jaren 80 herhaaldelijk samen met haar opgetreden in literaire cafés.

De naam Jean Piere Rawie komt echter niet voor in de biografie. Enige weken geleden werd Rawie geïnterviewd in boekhandel Godert Walter en daar vertelde hij desgevraagd dat Meijer ook geen contact met hem had gezocht. Misschien omdat de dichter in een eerdere column (opgenomen in de recent verschenen bundeling Verstrooid van schoot) al zijn twijfels had geformuleerd over Maaike Meijer als biograaf.

[Fritzi] zou, gelijk ik het eens verwoord hoorde, ‘zich in haar graf omdraaien, als ze nog leefde’.

Rawie beëindigt zijn column van vandaag met een gevonden anachronisme.

Het zonderlingst trof me de mededeling dat ‘Frederike’ in 1940 gezien werd als ‘de Lolita van Blaricum’. Nabokovs aanstootgevende roman verscheen in 1955.