Taai en trekkerig boek over niets

‘Een niemendalletje wordt het,’ verklaarde Alfred Kossmann ruim voordat zijn nieuwe boek zou verschijnen, en — valse bescheidenheid of niet — daarmee heeft hij het gras voor de voeten van zijn critici weggemaaid. Want — ik stel dit met spijt vast — Hoogmoed en dronkenschap ís een niemendalletje, of, wat misschien nog erger is: een taai-en trekkerig boek over niets.

Moet een serieuze schrijver zich bezighouden met het schrijven van niemendalletjes? Dat is niet mijn opvatting, al kan ik me voorstellen dat deze serieuze schrijver af en toe zijn zinnen wil verzetten door bijvoorbeeld een humoristisch boek te schrijven. Maar als hij ziet aankomen dat het een niemendalletje wordt, zou hij er eigenlijk mee moeten. ophouden. Het lijkt me, dat hij dat niet alleen jegens zichzelf, maar ook jegens zijn lezers en misschien zelfs jegens de literatuur in het algemeen verplicht is.

Het contrast dat Hoogmoed en dronkenschap met Kossmanns vorige boek, de prachtige roman Geur der droefenis, vertoont, had niet groter kunnen zijn, hoewel de volgende, door mij gecursiveerde passage uit de wervende flaptekst op beide boeken van toepassing zou kunnen zijn: ‘Het verhaal van deze vooral humoristische roman is best (sic!) na te vertellen, maar het heeft geen zin om het op deze plek te doen: het is het verhaal van zinloosheid. Er gebeurt wat er gebeurt.

Immers, in Geur der droefenis is de zinloosheid van het menselijk bestaan het centrale thema.’ Er gebeurt wat er gebeurt: ‘Het leven is niet zwaar maar zéér vervelend. Dat staat vast en het is van geen betekenis’, zoals Thomas Rozendal het uitdrukt. De uitwerking van deze levensvisie levert met Geur der droefenis een rijk boek op, dat veertig jaren uit de levens van enkele interessante mensen behandelt, interessant om wat ze doen en denken. De sprongen in de tijd die de schrijver in dit boek maakt, dragen bij aan deoverheersende indruk dat er gebeurt wat er gebeurt én dat de mens toch niet tot ingrijpen in staat is.

De levens van de hoofdpersonen in Hoogmoed en dronkenschap, dat is gesitueerd onder de Griekse zon, kunnen evenmin zwaar worden genoemd, zéér vervelend zijn ze wel, en Kossmann is er dit keer niet in geslaagd om die verveling te beschrijven zonder zelf in verveling te vervallen. Waar hij in zijn vorige roman zijn figuren van een afstand gadesloeg, zit hij ze nu op de huid. Hij geeft, in een poging om het boek die humoristische toon te verschaffen die de flaptekst in het vooruitzicht heeft gesteld, de belachelijkste en banaalste gedachten tot in de kleinste details weer zonder zich te realiseren dat belachelijke en banale gedachten altijd belachelijk en banaal blijven en nooit geestig worden.

Annie Verschure-Plats is een drankzuchtige Rotterdamse. George is een Amerikaanse would-be-schrijver. Philip Horst is een tobberige vertaler. Gertrud, Amerikaanse van Duitse oorsprong, is de clichématige femme fatale. Hans Verschure, de echtgenoot van Annie die zich heeft verslingerd aan een jong meisje, is getikt, en Hans’ en Annles dochter is de bewust ongehuwde moeder van een zwart kindje.

Kossmann zet ze neer als typetjes, niet als menselijke individuen. Al hun gedachten en handelingen zijn erop gericht om het type dat ze vertegenwoordigen aan te dikken. Als Hoogmoed en dronkenschap (de titel is ontleend aan een dichtregel van Kavafis; het hele boek door loopt vertaler Philip zich suf te peinzen over een betere vertaling van het Griekse origineel) een toneelstuk was geweest, werd het nu gespeeld door het Theater van de Lach en werden de dialogen veel te luid de zaal ingeslingerd.

Nee, dit boek bevalt me niet. Het is niet zwaar, maar zéér vervelend. Met de verse herinnering aan een prachtboek als Geur der droefenis in je achterhoofd stel je nu eenmaal hogere eisen aan een serieuze schrijver.

Frank van Dijl

Alfred Kossmann – Hoogmoed en dronkenschap. Querido.

Eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk, 3 juli 1981. Foto Tieleman van Rijnberk