Op de Man Booker Prize-shortlist

Richard Powers is een bijzonder interessante auteur. Niet in de laatste plaats omdat hij in Nederland al negen, merendeels lijvige romans publiceerde, die veelal over het hoofd werden gezien: Powers is alhier geen succesauteur, zoals bijvoorbeeld T.C. Boyle dat in een bepaalde mate wel is. En dat is interessant en tegelijk jammer voor de auteur. Elders denkt men daar overigens beduidend anders over. The echo maker (De echomaker) won in 2006 de National Book Award en zijn laatste, Tot in de hemel, stond in 2018 in de shortlist – geen winnaar – van de Man Booker Prize en duikt ook steevast in de jaarlijstjes op van gerenommeerde Amerikaanse kranten en tijdschriften.

In vergelijking met de heldere, betrokken stijl van Boyle heeft Richard Powers echter een meer hermetische en weerbarstige stijl. Veel minder dan Boyle bekommert Powers zich om de lezer, misschien een verklaring voor het uitblijven van succes alhier. Ten aanzien van Powers’ thematiek dringt zich ook een andere vergelijking met Boyle op: beiden situeren hun (lijvige) romans in het spanningsveld tussen ecologie en technologie. Dat is in Tot in de hemel niet anders, sterker nog: dat is in extreme mate het geval.

Tot in de hemel begint ergens in de jaren zestig van de vorige eeuw, als Powers zijn hoofdpersonages introduceert, verspreid over het Noord-Amerikaanse continent. We maken in lange stukken achtereenvolgens kennis met Nick Hoels en zijn voorvaderen op het platteland van Iowa; met Mimi Ma, Chinese van afkomst, in Cleveland, Ohio; met Adam Appich in landelijk Illinois; met het echtpaar Ray Brinkman en Dorothy Cazaly in St. Paul, Minnesota; met Douglas Pavlicek in Palo Alto, Californië, deelnemer aan het roemruchte Stanford Prison Experiment (1971) en overlever van de Vietnam-oorlog; met Neelay Mehta, in San Jose, Californië, een techkid gekluisterd aan een rolstoel; met Patricia Westerford, dochter van een landbouwingenieur in Ohio; en met Olivia Vandergriff, studente aan een provincie-universiteit en met een bijna-doodervaring. Zij allen brengen via de pen van Powers hun levensgeschiedenis in, en wat de personages gemeenschappelijk hebben, zo leren wij, is de voorliefde voor een boomsoort. Dan weten we dat de bomen de ware hoofdpersonages zijn van de roman. Maar bomen kunnen niet praten, althans niet met mensen. De roman is dan een lekker stukje op weg; we zijn inmiddels aanbeland op bladzijde 193. Nu verwacht je, gaat Powers verbinden.

Maatschappijkritisch als Powers is, ligt het voor de hand dat de mensen, in casu Powers’ personages, namens de bomen in opstand komen tegen de massale houtkap. Hier dringt zich de wat docerende toon van Powers op die allerlei theorieën ophangt over hoe het lot van de mensen en de bomen verbonden zijn, en zelfs dat ze anderhalf miljard geleden dezelfde genen deelden. Niettemin zet de auteur een sterk en indringend beeld neer van hoe het nietsontziende kapitalisme zich verhoudt tot milieu en duurzaamheid. In algemene zin gaat het dan over de milieubeweging, de Occupy-antiglobalisten en het pure ecoterrorisme, ontaardend in aanslagen. Maar meer in het bijzonder blijken de protagonisten ieder afzonderlijk een motief te hebben. En een happy end heeft Powers niet zonder meer voor iedereen in petto; Powers is geen grappenmaker – waardoor, moet gezegd, een vleugje humor wel node in zijn romans gemist wordt. Hoe dan ook, de boodschap is wel duidelijk: we jagen de wereld in noodtempo naar de kloten. Sterk is de bomen-metafoor die Powers ad infinitum en in talloze varianten inzet en die ons de vergankelijkheid van de mensheid ten opzichte van de bomen doet inzien, c.q. door de strot ramt. Vaak ook in beeldend proza:

Maar mensen hebben geen idee wat tijd is. Ze denken dat het een lijn is die ontspringt aan de drie seconden achter hen en dan even snel weer verdwijnt in de drie seconden mist voor hen. Ze zien niet dat de tijd de ene uitdijende ring rond de andere is, en steeds verder naar buiten dringt tot het dunste laagje Nu slechts bestaat bij de gratie van de enorme massa die wordt gevormd door alles wat reeds dood is.

Tot in de hemel is een grootse roman die het verdient gelezen te worden en waarvan de uiterst actuele en brisante boodschap op waarde dient te worden geschat; niet voor niets is er voor dit epos een Man Booker Prize-shortlist-notering, en daarnaast een brede waardering van de critici.

Wiebren Rijkeboer

Richard Powers – Tot in de hemel. Vertaald door Jelle Noorman. Atlas Contact, Amsterdam. 604 blz. € 29,99.