Nog even mogen kijken

Sommige landschappen hebben een merkwaardige aantrekkingskracht, niet omdat ze ‘mooi’ zijn, maar omdat ze een bittere melancholie oproepen. Dat doet het Noord-Franse oorlogsgebied. In de Eerste Wereldoorlog is daar veel geleden en gestorven en als gevolg daarvan vind je er uitgestrekte kerkhoven met rijen witte kruizen, keurig onderhouden. We weten beter hoe we de geofferden moeten verzorgen na hun dood, dan toen de jongens nog leefden. Er zijn veel mensen die het gebied bezoeken; het is wrang genoeg een toeristisch gebied geworden. Hotels en restaurants profiteren van de belangstelling.

De dichter Tentije herkent de fascinatie voor de dodenakkers en kleine musea en belicht in het gedicht ‘De grote oorlog’ vooral de cynische tegenstellingen.

Golvende graanvelden en onberispelijk onderhouden
dodenakkers tot vervelens toe, lang geleden al
had het vette der aarde zich gesloten boven de vermisten, onklaar
geraakte verbindingslijnen, ontluizingspoeder, oud
wapengeluk, maden

[…]

uit de keuken kwamen geuren van gefruite uien en sudderlapjes
terwijl de receptioniste je inschreef, in de lobby
zaten werklui in hemdsmouwen achter hun bier, moeizaam beklom je de trap
en je stelde je voor hoe een handelsreiziger dat redde
met een zware koffer vol stalen

[…]

De gruwelijke dood van zoveel jonge mensen kun je je moeilijk concreet voorstellen, ook al worden in de kleine musea beverige filmpjes vertoond met door de modder kruipende mannen of na de oorlog de therapie voor de invaliden met ‘komisch’ koekhappen. De dichter moet huilen van het lachen.

Ook de eigen dood is onvoorstelbaar ‘het ogenblik / waarop het plots tot je doordringt / dat het over en uit is en je bevoorrecht bent / nog even te mogen kijken’
Dit is een belangrijk thema in het dichterschap van Tentije: we zijn er even en we mogen kijken. Kijk dan! Herinner het je. Je bent er even en daarna is er duisternis en stilte. Je bent nu nog op de BEGANE GROND. Zie hoe prachtig het kan zijn, de lucht boven Haarlem, de wolken en de weergaloze schilderijen die dat laten zien. De werkelijkheid en de verbeelding raken met elkaar vervlochten. Soms kan de verbeelding je ogen openen voor de werkelijkheid, zie je pas goed het late licht op de huizen van Delft nadat je gekeken hebt naar Vermeer.

de gelukkig stemmende, licht droefgeestige, al herfstige
nazomerse dagen, de zandbanken en tijd overspoelende onstuimige
brandingen, oude vriendschappen, flarden
door je hoofd spelende muziek, de aanstekelijke
lach van je geliefde

Kijk en geniet, want het is zo maar voorbij: alle woorden zullen stollen in je hoofd en je zult opgaan in de elementen; onbewust!

Er zijn in deze bundel ook gedichten die niet veel meer zijn dan opsommingen van het geziene. Dat kan een film zijn, bijvoorbeeld van Bertolucci naar aanleiding van de roman Il conformista van Moravia. De hoofdpersoon heet Marcello Clerici, een fascist, die zich aanpast aan de mores van zijn tijd. Hij wil zo mannelijk en viriel zijn als de zwarthemden, maar hij heeft problemen met zijn seksualiteit. Overigens vindt Tentije hier wel fraaie antithesen: ‘maar zo’n scherp gewet lemmet / trok hem niet, veel liever was hem het revolverzwart, een kolf / naar zijn hand, zijn vinger als tussen / een paar bereidwillig gespreide schaamlippen -’

Een andere fascist is de boogschutter die staat aan de Elbe in Dresden, een bronzen beeld van Ernst Moritz Geyger uit 1902. De beeldhouwer werd geïnspireerd door de Grieken, die zo maar pasten bij de Germaanse heroïek. Het gedicht beschrijft het beeld. De dichter stelt zich voor wat de boogschutter allemaal gezien moet hebben: kruiend ijs, voorstellingen van Circus Sarrasani, parades van de nazi’s en bevrijdende Russische troepen.

Interessanter wordt het als de dichter zijn fantasie laat spelen met wat hij ziet, zo in het gedicht ‘Het adres’. Je kunt als lezer moeilijk beoordelen of de verteller in het gedicht de gedesoriënteerde man en de vrouw in werkelijkheid heeft gezien of in een film. Ze zijn bepakt en bezakt en de verteller stelt zich voor dat ze op zoek zijn naar een adres van een pas naar de stad verhuisde dorpsgenoot. Hij ‘weet’ wat er in de koffers zit, fruit uit de moestuin, vlees van het varken. De verteller kan zeer goed kijken. Hij veronderstelt een bijgelegde ruzie of onenigheid en ziet ze verdwijnen ‘in een weinig vertrouwenwekkende richting’.

Remco Ekkers

Hans Tentije – Begane grond. De Harmonie, Amsterdam. 60 blz. € 16,90.