Over het stelen van tooien

Wie een intrigerend boek wil lezen, moet De verendief proberen van Kirk Wallace Johnson. Het boek is zowel historische vertelling, als detective, als moderne moraliteit. Het draait allemaal om de diefstal van zogenaamde ‘balgen’; verenhuiden van zeer bijzondere vogels uit de ornithologische collectie van het Natural History Museum in Tring, vlakbij Londen, op een avond in juni 2009.

Schrijver Kirk Wallace Johnson hoort over deze diefstal als hij staat te vliegvissen in een rivier in het Noorden van New Mexico, en het verhaal intrigeert hem meteen. Johnson staat tot zijn middel in het water om te ontkomen aan de ‘storm van stress’ waarin hij belandde als initiator van het ‘List project’, dat als doel heeft Iraakse vluchtelingen in de Verenigde Staten op te vangen. Het is meer dan gewone werkstress; na jaren als in Irak gaat het meer om een vorm van post-traumatische stress. Johnson zal vijf jaar van zijn leven in dit verhaal stoppen, zoals hij schrijft:

[…] hoe meer ik ontdekte, hoe groter het mysterie werd, en daarmee ook mijn drang om het op te lossen. Weinig kon ik vermoeden dat mijn zoektocht naar gerechtigheid me tot in de krochten van de verenondergrondse zou voeren, een wereld van fanatieke vliegbinders en verenventers. Van drugssmokkelaars en jagers op groot wild, van oud-rechercheurs en schimmige tandartsen. Uit leugens en dreigementen, geruchten en halve waarheden, onthullingen en frustraties begon me iets te dagen van de duivelse relatie die de mens met de natuur onderhoudt en van zijn niet-aflatende zucht om tegen elke prijs bezit te willen nemen van haar schoonheid.

Na deze fraaie vooruitblik op wat zal volgen gaat Johnson eerst terug in de tijd, naar natuuronderzoeker Alfred Russel Wallace (1823-1913), die met gevaar voor eigen leven de wereld overvoer om nieuwe diersoorten te ontdekken. Idolaat van Charles Darwin(1809-1882), reist hij naar de Amazone en verzamelt vogelhuiden en vele andere specimens, die echter jammerlijk aan vlammen ten prooi vallen als zijn schip vergaat. Opnieuw gaat hij op reis en trekt naar Singapore en naar de Indonesische eilanden, en verzamelt daar 30000 specimens. Fascinatie voor de paradijsvogel houdt hem tot 1862 overzees, totdat hij dan met een levend stel in Londen arriveert. Tegelijkertijd met Darwin ontwikkelt hij denkstappen die gelijken op de evolutietheorie. Wallace drong aan op het aanleggen van een historisch museum met onder meer vogelhuiden ofwel balgen; met als argument dat de balgen antwoorden zouden kunnen geven op de wetenschappelijke vragen van de toekomst. Een groot deel van de balgen belandde in Tring, in de verzameling van de schatrijke en exentrieke Baron de Rothschild, de ‘Lord’ die de collectie nog verder uitbreidde. In de negentiende eeuw werden honderden miljoenen vogels gedood ten behoeve van de damesmode; bijzondere veren op hoeden en kleding werden een statussymbool. Ook van deze ontwikkelingen geeft Johnson een minutieuze en boeiende beschrijving, eindigend met uitsterving van dieren en daaropvolgend activisme ter bescherming van zeldzame soorten. In de jaren twintig van de twintigste eeuw ontstonden zo de importverboden voor invoer van paradijsvogels en andere zeldzame soorten. Maar, zo merkt Johnson fijntjes op, begeerte naar mooie dingen is daarmee natuurlijk niet verdwenen. En zo wordt soepeltjes de overstap gemaakt naar de wereld van het vliegvissen, waar een mooie ‘vlieg’ veel meer is dan aas voor zalmen, forellen of karpers. Een vlieg is een volgens specifiek patroon vastgebonden verzameling pronkveren, en vanuit Victoriaanse tradities is het produceren ervan, vliegbinden, uitgegroeid tot wat je een kunstvorm zou kunnen noemen. Een kunstvorm compleet met invloedrijke publicaties zoals The Salmon Fly (1895) met een reeks van bindpatronen. De schrijver van dit werk, Kelson, gebruikt allerhande exotische vogels zoals de gevlekte cotinga en de prieelvogel om zijn unieke bindingen te maken. In de twintigste eeuw bracht Paul Schmookler diverse werken uit over exclusieve vormen van vliegbinden, waarin soms wel 150 verschillende materialen als nertsbont en veren van koritrap en halsbandcotinga’s zijn verwerkt. Na de uitvinding van het internet is er kortstondig meer van het schaarse materiaal beschikbaar, maar ‘er kwam een einde aan het aantal zolders dat je kon doorzoeken of het aantal veren dat zich van 150 jaar oude hoeden liet plukken.’

Schaarste domineert de wereld van het vliegbinden – en dan ontmoeten we ineens Edwin Rist en zijn familie. Dit intelligente 11-jarige jochie ziet in 1999 op televisie hoe je een forelvlieg bindt. Hoe Rist opgroeit, meer leert over de tradities van het vliegbinden, het museum in Tring ontdekt waar schitterende historische balgen liggen die elk wel 2500 dollar op kunnen brengen, en een plan verzint om er in te breken wordt zorgvuldig uit de doeken gedaan. We zijn op dik een derde van het boek als wordt verteld hoe de diefstal op 23 juni 2009 is verlopen, en hoe ondanks de vele sporen die Edwin Rist op internet achterlaat over zijn exclusieve handelswaar de inbraak lange tijd niet wordt opgelost. Uiteindelijk gebeurt dat toch en volgt er een rechtszaak, waar Edwin Rist op miraculeuze wijze zonder noemenswaardige kleerscheuren vanaf komt, vanwege het syndroom van Asperger waar hij aan zou leiden. Waar het leeuwendeel van de kostbare historische balgen is gebleven, is dan nog onduidelijk.

En dit is waar Kirk Wallace Johnson zich op stort. Was hij steeds de verteller op de achtergrond, vanaf bladzijde 185 lezen we over zijn zoektocht. Hij zoekt online, bezoekt beursen, en gaat naar Tring. Daar ontmoet hij de conservatoren en leert meer over de betekenis van de balgen, die elk jaar aan ecologen, epidemiologen, biochemici, embryologen en osteologen worden uitgeleend voor nieuw onderzoek over bijvoorbeeld ziektes, DNA, celkernen, en een keur aan andere wetenschapsgebieden. Het maakt Wallace Johnson nog verbetener om de verloren balgen op te sporen. De blue chatterers, quetzals, cotinga’s en prieelvogels vertegenwoordigen in de wereld van Edwin Rist een heel ander waardenpatroon dan in de wereld van Kirk Wallace Johnson en de conservatoren van Tring, en het is een fascinerende botsing van werelden die de schrijver ons presenteert. Zijn zoektocht leest als een spannende detective over het internet, maar Johnson spreekt ook vrienden en kennissen aan van Edwin Rist. Zijn kruistocht als moraalridder doet ook wel eens overtrokken aan, zoals wanneer hij kwetsbare mensen zoals Rists’ vriend Long Nguyen in Noorwegen bezoekt. Een lang interview met Rist zelf maakt onderdeel uit van het verslag. Aan het eind van het verhaal heeft Johnson van de 64 verdwenen balgen 42 stuks opgespoord, waarvan een deel is verkocht en een deel wordt geretourneerd aan Tring. De schrijver staat op het punt vader te worden en realiseert zich dat zijn zoektocht, die eerst als bliksemafleider voor stress diende en steeds meer uitmondde in een heilig moeten, ten einde is.

En wat hebben we dan? Een mooi, raar en spannend boek. Veel meer kennis van de geschiedenis van de biologie en van de verzameling van soorten, maar ook van de bizarre tradities van het vliegbinden. De handel in kwetsbare soorten kan Kirk Wallace Johnson met zijn boek niet tot staan brengen, zoveel is wel duidelijk. Maar deze bestseller leert de lezer veel over wat de waarde zou kunnen zijn van een unieke historische collectie als die van het museum in Tring. Hoewel heel duidelijk is dat Kirk Wallace Johnson voorvechter is van bescherming van dieren en van museale collecties, is echter tegelijkertijd het curieuze dat de diefstal van Edwin Rist hem de reddingsboei uit een stressituatie biedt die hij nodig heeft. Is de schrijver zich bewust van de overeenkomsten in gedrevenheid die er bestaan tussen hemzelf en de verendief? De vragen die dit oproept, maken het boek eigenlijk nog curieuzer en boeiender. Er ontstaat immers een vreemde band als een verendief je een bestseller biedt – heb je dan niet ook iemands tooi gestolen?

Agmar van Rijn

Kirk Wallace Johnson – De verendief. Vertaald door Hanneke Bos. Atlas Contact, Amsterdam / Antwerpen. 336 blz. € 24,99.