Verzoek om een luisterboek

De schrijver A.H.J. Dautzenberg wil met Niet het krassen van de kraai bovenal aandacht vragen voor tinnitus, een ziekte die een zieke voortdurend kabaal laat horen. In een toelichting in deze bundel, die als ondertitel tinnitusgedichten meedraagt vertelt de schrijver dat hij, als de geluiden in zijn hoofd zitten, hij zich een roodborstje voorstelt dat geluid maakt. Soms gaan dan de geluiden in de cadans van het roodborstje mee, zodat de schrijver tenminste in slaap kan vallen. In een interview in de NRC, dat de titel ‘Ik verbeeldde me een roodborstje in mijn hoofd’ meekrijgt, krijgt de schrijver een podium om over tinnitus te vertellen. De missie om meer aandacht voor tinnitus te vragen, is dus al geslaagd. Twee dagen later stond er een ingezonden brief in dezelfde krant, met de oproep om streng toe te zien op de hoeveelheid decibellen bij concerten, klaarblijkelijk de oorzaak van tinnitus.

Deze bundel is moeilijk te beoordelen op literaire kwaliteit omdat er geen gedichten in staan, maar verzamelingen van klanken. De titel is een metafoor, uitgelegd in een begeleidend schrijven. Het is blijkbaar prima om je een roodborstje te verbeelden om kabaal te kanaliseren, maar niet een kraai. Verder noemt Dautzenberg in zijn uitleg tinnitus auditieve kanker. Of deze ziekte de meest precieze is om tinnitus mee te vergelijken is te betwijfelen. Wat zijn dan bijvoorbeeld precies de overeenkomsten?

Als een poging gedaan wordt om de bundel als poëziebundel te lezen, ontstaat er vooral onduidelijkheid over welke invloed de vorm op de klank moet hebben. Het openingsgedicht is een rechthoek van ‘u’. De gedichten die volgen hebben in een regel steeds minder u’s totdat er een witregel ontstaat, totdat een aantal u’s als een soort fluit allerlei klanken uitspuit. Het is vast te lezen als een vasthoudend geluid ‘u.’ De tweede afdeling bevat klanken in een soort wormvormige lijnen: het gaat wat naar boven en naar beneden. Hoe dit moet worden omgezet in een leesinstructie is wat onduidelijk; mogelijk gaat het hier om toonhoogte, maar voor hetzelfde geld zou het om volume kunnen gaan. De vormen worden steeds vreemder, zodanig dat een lezer grote moeite moet doen om de figuren om te zetten in geluid en al doende recht te blijven doen aan de vorm. Wat betekent het bijvoorbeeld voor de klank dat letters op hun kop staan of gezamenlijk een soort boom vormen? Is een hoofdletter in de klank anders dan een normale letter? En qua betekenis: betekent het vervagen van de letters aan het einde van de bundel een soort hoopvolle boodschap aan de tinnituslijder? Zijn de klanken in de bundel dat wat een tinnituslijder hoort of juist wat hij zich verbeeldt om het kabaal te bestrijden?

Op de meeste vragen kan antwoord gegeven worden door het uitbrengen van een luisterboek.

Erik-Jan Hummel

A.H.J. Dautzenberg – Niet het krassen van de kraai. Pluim, Amsterdam, 80 blz. € 24,99.