Elke overzijde?

Andreas Oosthoek, kenner van het werk van Nijhoff, maakte ter gelegenheid van het Boekenweekthema een boekje over het beroemde gedicht ‘De Moeder de Vrouw’  dat ook wel naar de eerste regel wordt genoemd: ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’. De schrijver beschikt over een deel van de nalatenschap: Martinus Nijhoff heeft veel verbrand, maar Oosthoek vond in zijn huis in Valkenisse, dat ooit aan A.H.Nijhoff behoorde, toch een en ander.

De zoon van Martinus Nijhoff, Faan, woonde volgens Andreas Oosthoek in twee woningen te Saint Légier en Maxilly, ‘één aan elke overzijde van het Meer van Genève’. Ik ervaar dezelfde verbazing als bij het lezen van ‘Twee overzijden / die elkaar vroeger schenen te vermijden, / worden weer buren.’

Voor de zekerheid: ‘De Moeder de Vrouw’ is ook voor mij een prachtig gedicht, dat ik vaak lees of zachtjes voor mezelf opzeg. Maar ik denk ook vaak: wat een vreemd taalgebruik. Hoezo ‘vermijden’?

De oevers liggen daar rustig uiteraard tegenover elkaar. Of moet ik ‘overzijden’ lezen als: ‘de mensen op de twee tegenover elkaar gelegen oevers’? Er scheen een verschil in mentaliteit te zijn tussen Utrechters en Brabanders, tussen Noord en Zuid. Vroeger hadden ze minder contact door de tussen hen in stromende Waal. De mensen worden weer buren. En ja, natuurlijk gaat het dus over het opnieuw verbinden van twee partijen. Een scheiding wordt opgeheven.

Oosthoek vindt het maar niks dat allerlei interpretatoren geheimzinnige verwijzingen zien naar bijvoorbeeld de dood. ‘Hij is op weg naar Bommel’ betekent ook ‘hij gaat sterven’ (Van Dale Groot Woordenboek, zesde druk, 1933). Toch gaat de ik op weg en hij ligt ook nog in het gras. Alle vlees is als gras volgens de bijbel. De dichter zou daar bovendien plat liggen. De overzijden zouden staan voor Jenseits – Diesseits. De Waal als de Styx.

Volgens Oosthoek was Nijhoff niet eens bij de brug, maar dronk hij zijn darjeeling bij zijn oudste zuster Pien op haar landgoed De Ezel, in Bommel. Er wordt naar de smaak van de zoon te veel verzonnen en gemythologiseerd rond de gedichten en de dichter. Allemaal onzin. Nijhoff schreef eenvoudig wat hij zag in werkelijkheid of in fantasie. Je moet een gedicht niet omstandig aan- of uit kleden. Dat is de mening van Faan en Oosterhoek is er kennelijk mee eens.

Dan volgen een aantal pastiches, waaronder een lelijke van Komrij en een mooie van Kopland. De Engelse vertaling haalt het niet bij de Nederlandse versie, evenmin als de Duitse. De vele andere talen worden ons bespaard. Paul Claes ziet kans het eindrijm in het Frans te behouden.

Andreas Oosthoek presenteert een grote hoeveelheid feiten en faits divers over de familie in zijn boekje. De ondertitel ‘Mythe en misverstand rond het beroemde gedicht van Martinus Nijhoff’ lijkt evenwel nogal hyperbolisch.

Remco Ekkers

Andreas Oosthoek – De Moeder de Vrouw. Cossee, Amsterdam 2019. 95 blz. € 15,50.