De ouwe lul en de zee

Soms is een literaire traditie een zware last om te dragen. Vraag een willekeurige literatuurliefhebber om een Colombiaanse schrijver te noemen, en het antwoord luidt bijna zeker ‘Gabriel García Márquez’. Hij is inmiddels bijna vijf jaar geleden overleden, zijn nobelprijs voor literatuur dateert al van 1982, en toch is Gabo nog alomtegenwoordig. Onlangs nog kwam het nieuws dat er een Netflix-serie komt die is geïnspireerd op García Márquez’ Honderd jaar eenzaamheid.

Wil dat zeggen dat er op literair gebied niets meer beweegt in Colombia? Geenszins. Een auteur om zeker in het oog te houden is Juan Gabriel Vásquez, wiens De geliefden van Allerheiligen meer dan lezenswaardig is. Ook Fernando Vallejo’s De madonna van de moordenaars is weliswaar alleen nog tweedehands te krijgen, maar blijft een indrukwekkend boek. En misschien kent u hem niet, maar van de Colombiaanse romanschrijver Tomás González (Medellín, 1950) verscheen na Eerst was er de zee en Duivelspaardjes zonet de derde Nederlandse vertaling: Ontij.

Daarbij valt op dat die nieuwe auteurs eigenlijk uit de grote steden in het binnenland komen, Bogotá en Medellín, terwijl García Márquez afkomstig was van de Caraïbische noordkust. Dat is niet zonder belang: door de slechte verbindingen met het binnenland vond de Caraïbische noordkust cultureel gezien in feite eerder aansluiting met de Caraïben, tot zelfs de Golf van Mexico en het diepe zuiden van de Verenigde Staten, de habitat van de voor Márquez zo invloedrijke William Faulkner.

Het is ook aan de Caraïbische kust, meer bepaald in het plaatsje Santiago de Tolú, waar Ontij zich afspeelt. Tweelingbroers Mario en Javier maken zich klaar om uit te varen met hun vader, een succesvolle plaatselijke ondernemer die op zee vis wil vangen om aan zijn hotelgasten voor te schotelen. De twee hebben een moeilijke relatie met hun verwekker, een arrogante, zelfingenomen man die zijn zoons als nietsnutten beschouwt:

Als Mario zijn vader tegen de toerist hoort praten zou hij willen dat ze allebei door de nachtelijke bliksem getroffen werden.

Er dreigt onweer, en geen van de andere plaatselijke vissers haalt het in zijn hoofd om het ruime sop te kiezen, maar de pater familias waant zich in zijn overmoed onkwetsbaar.

De setting van deze roman is weliswaar modern, maar heeft ook iets tijdloos, zelfs bijbels, met zijn rivaliserende tweelingbroers en vissers die hun netten uitwerpen alsof ze op het meer van Galilea voeren. Dat komt zelfs tot uiting in de taal:

Links renden de krabben verschrikt over het hagelwitte strand aan de baai, alsof de dag des oordeels was afgekondigd en ze hun holletjes opzochten om aan God te ontkomen.

Het voortdurend wisselende vertelperspectief, waarbij bijvoorbeeld ook de geesteszieke, op het eerste gezicht wartaal uitslaande moeder van de tweeling aan het woord komt (‘Waterig fonkelt de maan. Maan die het vers kruisigt […]’), doet dan weer denken aan Faulkners The Sound and the Fury. Maar het gevecht met de zee, die haast een personage wordt, roept toch vooral herinneringen op aan Hemingways De oude man en de zee, of zelfs Melvilles Moby Dick.

Misschien kan de constante dreiging van het natuurgeweld in dit boek zelfs worden opgevat als metafoor voor het maatschappelijke geweld dat elk moment kan losbarsten in Colombia:

De zon zakte verder achter de horizon en zoog zich vol kleur. Afgezien daarvan leek er niets te veranderen: het onweer bleef op zijn plaats, als een rotsvaste massa, de zeevogels lieten zich niet zien en de zee rimpelde onverstoorbaar. Maar elk moment kon de chaos opnieuw van alle kanten toeslaan, als rook en lava uit een vulkaan.

Het risico van een roman die zich grotendeels op zee afspeelt, is natuurlijk dat de lezer zich onvermijdelijk afvraagt of hij de vergelijking kan doorstaan met eerder genoemde grote romans, zeker als er een aantal bedekte verwijzingen naar roemrijke schrijvers in verwerkt worden. Jammer genoeg kan González de verwachtingen niet helemaal inlossen. Het gevecht met de elementen werd bijvoorbeeld in Moby Dick al met meer brille beschreven en mist in dit boek vaart. Zelfs in het heetst van de strijd klinkt het nogal statisch:

De boot, verlicht door zijn eigen lantaarn en die van Javier, en door de opeenvolgende bliksemstralen, koerste door deinende watermassa’s, nu eens aangetrokken door de zwartste duisternis van het hemelgewelf, dan weer door de zeebodem.

Ook het plotse ethische dilemma waarmee de tweeling wordt geconfronteerd als hun vader overboord slaat, heeft niet de urgentie die de auteur wellicht nastreefde. Voeg daar nog de teleurstellende anticlimax aan toe waarmee deze roman eindigt, en we kunnen moeilijk van een meesterwerk spreken.

Daan Pieters

Tomás González – Ontij. Uit het Spaans vertaald door Jos den Bekker. Atlas Contact, Amsterdam. 192 blz. € 19,99.