Sensitieve schrijfvingers

De indruk die een verhaal achterlaat, is altijd afhankelijk van de lezer, diens ervaringen en leefwereld. Toen ik zestien was, las ik voor Duits Manns novelle Der Tod in Venedig. Destijds had ik medelijden met de eenzame Gustav von Aschenbach. Ondanks allerlei vege voortekenen besluit hij toch in Venetië te blijven, de plaats waar hemel en aarde elkaar raken, omdat hij geobsedeerd is door een tiener. Die jongen verzinnebeeldde de onbekommerde speelsheid van jeugd en de verheven schoonheid die van een jong lichaam uit kan gaan. Na het lezen vroeg ik me niet af of Von Aschenbach Tadzio fysiek begeerde. Het stond voor mij buiten kijf dat Thomas Mann een platonische liefde beschreef.

Ook heb ik nooit stilgestaan bij de vraag of achter deze novelle een daadwerkelijke fascinatie van de schrijver Thomas Mann voor (te) jonge jongens schuil zou kunnen gaan. Dat kwam niet in me op. Wellicht had dat met leeftijd te maken of met mijn interpretatie van de roman. Maar het zal ook met mijn leefwereld te maken hebben gehad. Heden ten dage worden aan auteurs heel andere eisen gesteld. In interviews gaat het niet zozeer over de kunstopvattingen, maar veeleer over het persoonlijke leven van een kunstenaar. In de prettig leesbare studie De literatuur draait door laat literatuurwetenschapper Sander Bax zien hoe auteurs anno nu hun hele hebben en houden moeten inzetten voor de verkoop van hun boek. Tevens maakt hij inzichtelijk hoe de opvatting over wat goede literatuur is, verandert door de manier waarop media met literatuur omgaan.

Dichter, schrijver, regisseur en acteur Ramsey Nasr laat in zijn zojuist verschenen bundel zien dat hij een kind van zijn tijd is doordat hij ons deelgenoot maakt van zijn zielenroerselen. Daarnaast onderzoekt hij de persoon Thomas Mann om het romanpersonage Gustav von Aschenbach te kunnen duiden. Nasr verweeft in zijn bundel Mijn dood in Venetië een intrigerende beschouwing over wat literatuur, kunst en esthetiek vermogen met een bovenzinnelijke theatertekst (gebaseerd op Manns novelle).

In het eerste deel, getiteld ‘Door niemand aangeraakt’, vertelt hij over zijn reis naar Venetië, in de voetsporen van romanpersonage Gustav von Aschenbach en diens schepper Thomas Mann. Regisseur Ivo van Hove had hem gevraagd om een toneelbewerking te maken van De dood in Venetië, maar Nasr had Venetië nog nooit bezocht.

Is het nodig om Von Aschenbachs voetstappen na te lopen, een plattegrond van zijn verliefdheid te kunnen maken? Heb je voor het schrijven van een toneelstuk de werkelijkheid nodig – de verzonnen werkelijkheid uit een novelle dan nog?

Nasr trekt zich terug tussen april en oktober 2018 meerdere malen terug op het zo goed als verlaten eilandje San Giorgio Maggiore, dat vlak tegenover het stadshart ligt. Hij maakt ons in poëtische, peinzende taal deelgenoot van zijn indrukken en van diverse dilemma’s in het schrijfproces.

In hoeverre kun je Manns stijlfiguren en metaforen, gedrenkt in de Oud-Griekse filosofie invoelbaar maken voor een hedendaags theaterpubliek? Moet ik die verwijzingen wel overnemen? Plato, Phaedrus en Ganymedes waren gesneden koek voor de lezers van een eeuw geleden, maar wat zeggen ze ons nog? Afgezien daarvan is lezen iets anders dan toeschouwen. Een boek gedijt bij meerlagigheid, intertekstualiteit en zelfs opzoekwerk (…) Maar een toneelstuk met voetnoten werkt niet. Je moet in elk geval de schijn van verstaanbaarheid wekken”

Thomas Mann doet Nasr denken aan ‘een archaïsche diersoort, een kwastvinnige, zoals de coelacant. Om in zijn leef- en denkwereld af te dalen heb je een duikerklok nodig. Van daaruit kun je hem bekijken, zijn vinnen tellen; je herkent alle ledematen en voelt je nauwelijks verwant.’

Nasr neemt ons mee in zijn queeste en laat ons zien welke mores Mann koesterde over literatuur, over het ware leven, over discipline, over het huwelijk en over de rol van kunst. En steeds plaatst hij er zijn eigen bespiegelingen naast. ‘Het moet een persoonlijk stuk worden of het wordt niets.’ Gaandeweg moet Nasr erkennen dat hij op Mann lijkt, zeker als het gaat over de in hem woedende tweestrijd tussen deelnemen aan het dagelijkse leven buiten de deur en het in afzondering, alleen, schrijven, als toeschouwer, in gelukzalige quarantaine. Nasr probeert de mens Mann te doorgronden, omdat hij een autonoom, volwaardig personage van hem wil maken in zijn theatertekst. Het personage Mann zal denken, verzinnen, sturen en het personage Von Aschenbach zal verdragen, verduren, genieten, deelnemen. Met het personage Von Aschenbach ondervindt hij eveneens overeenkomsten, zeker als het aankomt op het ondergaan van kunst. Net als Von Aschenbach kent Ramsey Nasr het extatische gevoel dat het zien van een kunstwerk teweeg kan brengen. Hij beschrijft hoe hij in Florence betoverd werd:

Hoe ik zulke intense gevoelens kon opvatten voor een Maria, voor een Christuskind, een Johannes de Doper, is me tot op gedag van vandaag een raadsel. Ik werd een gelovige van het lichaam, biddend met mijn ogen. (…) Dit gevoel van misselijkheid, van elke weerstand te verliezen, vond ik terug bij het lezen van de novelle. Von Aschenbachs onthutsing tegenover de volmaakte schoonheid was me bekend. Caught off guard, ver van huis, sta je in een vreemde en ontregelende omgeving, waar je niet langer de teugels bezit om geest en lichaam te sturen, en waar je in eenzaamheid zaken ervaart die tot dan toe voor jezelf verborgen waren gebleven. Alleen zijn is een voorwaarde voor zulke ervaringen.

Het tweede deel van de bundel bestaat uit de tekst die Nasr schreef voor het muziektheaterstuk voor 5 acteurs, 1 countertenor, een orkest en figuranten. In een proloog en 26 scènes thematiseert Nasr gesofisticeerd de spanning tussen het hoofdpersonage Von Aschenbach uit de novelle en het achterliggende, echte leven van Thomas Mann. Nasr toont ons hoe Von Aschenbach in het Elyseïsche Venetië enkel nog de mierzoete smaak van het onvervulde verlangen zoekt. Kijkend naar Tadzio wordt Von Aschenbach bevangen door een euforische roes: hij is zich tegelijkertijd bewust was van zijn eigen vergankelijkheid en van de onsterfelijkheid van Ware Schoonheid. De fascinatie voor Tadzio verdrijft de leegte, de eenzaamheid. Vernuftig zoomt hij in op Manns gevoelens voor jongens en maakt hij aannemelijk dat Mann de kunst gebruikte om zijn echte gevoelens te sublimeren. Met behulp van Manns eigen tekst verklaart hij die allesverterende obsessie waaronder een mens kan bezwijken. Ze is te wijten aan Eros, want Eros wijst nu eenmaal de weg naar ware Kunst.

Ramsey Nasr beheerst de middeleeuwse kunst van het entrelacement tot in de puntjes van zijn sensitieve schrijfvingers: virtuoos verstrengelt hij de vertellingen uit de novelle, de dagboeken van Katia en Thomas Mann, de film van Visconti en de bergen literatuur over Der Tod in Venedig tot een esthetisch meesterwerk. Ook ontstaan al lezend associaties aan andere kunstwerken, zoals aan de Nederlandse film Ober van Alex van Warmerdam. De snedige dialogen tussen Mann en Von Aschenbach schuren bij tijd en wijle net zo, zeker als Von Aschenbach zich verzet tegen bepaalde gedragingen die Mann hem oplegt.

Dit fenomenale stuk beleefde op donderdag 4 april de wereldpremière in Carré. Ivo van Hove heeft de verschillende kunstdisciplines (zang, muziek, theater, literatuur, scenografie) tot één symbiotisch geheel weten te smeden. De gesproken tekst wordt omlijst door vele ontroerende, verontrustende, troostende muziekstukken: van Webern, Muhly, Strauss, Monteverdi, Bach en Schönberg. Steeds kleurt de muziek de gemoedstoestand van de spelers in. Zo wordt de toeschouwer nog meer meegezogen in het verhaal. De scenografie is uitmuntend gedaan, met een spiegelende ondergrond van messing die het kabbelende water, de kleurschakeringen op dat water en de fluïditeit van het leven weergeeft. De vloer geeft de personages ook iets buitenaards, doordat de weerspiegeling steeds méér laat zien dan alleen hun werkelijke lichaam. Op de golvende witte gordijnen die voor de musici hangen zijn o.a. projecties van het sprookjesachtige Venetië, la Serenissima, te zien. De acteurs van Toneelgroep Amsterdam schitteren in de hen toebedeelde rollen. Uit de kleinste gebaren spreekt troost, weemoed, vertwijfeling, weerzin, jeugdig spel en onbezonnenheid.

Het zien van deze alomvattende voorstelling heeft op de toeschouwer dezelfde uitwerking als Tadzio op Von Aschenbach/Mann en beeldhouwwerken op Ramsey Nasr: er wordt zoveel in trilling gebracht, er is zo veel te doorvoelen dat je na afloop enkel nog naar stilte en eenzaamheid hunkert. Om te pogen te bevatten wat het is dat deze overrompelende, zinsbegoochelende voorstelling met je doet. Om onder woorden te kunnen brengen welke sublieme ervaring literatuur, muziek en toneelspel op een mens kunnen hebben: de bewustwording van zowel je sterfelijkheid als je levenskracht. Om vervolgens geheel sereen te voelen dat het goed is om een twijfelend, weifelend mens te zijn.

Miriam Piters

Ramsey Nasr – Mijn dood in Venetië. De Bezige Bij, Amsterdam. 176 blz. € 21,99.