Een kletsmeier eerste klas

‘Nederlandse man van doodgewone komaf huwt Duits gravinnetje en het loopt mis.’ Dat is misschien wel de kortste samenvatting die je kunt geven van De groene gravin van Rob Schouten. Een samenvatting die de auteur overigens zelf aanlevert in het laatste hoofdstuk waarin hij net als Multatuli op het eind van Max Havelaar tevoorschijn komt. Het ‘personage’ Rob Schouten komt althans tevoorschijn, want de auteur kent natuurlijk wel de klappen van de literatuurwetenschappelijke zweep en laat dat ook weten.

In de rest van de roman is Titus Orbaan de hoofdpersoon, een germanist die zijn Duitse vrouw Else in Amerika tegenkomt als hij daar gastcolleges geeft. De twee huwen in Las Vegas en leren elkaar pas kennen als ze terug zijn in Europa. Else komt uit een verarmde adellijke tak en werkt in Duitsland, terwijl Titus germanistiek doceert aan de universiteit van Groningen. Dat het met het huwelijk fout gaat weet je uit de korte prolooghoofdstuk (‘Postludium’) waarin de echtscheiding al een feit is. De drie delen daarna dragen namen van plekken: ‘Amerika’, ‘Europa’ en ‘Gehenna’. De laatste plek is een Bijbelse verwijzing naar de plek waar kinderen geofferd werden. In dit boek kiest Else voor een abortus en die keuze zorgt voor de verwijdering tussen man en vrouw.

Titus Orbaan is iemand die platvloerse opmerkingen afwisselt met intellectuele verwijzingen. Drinkt hij punch bij een rijk Amerikaans homostel, dan heet dat een ‘flikkerdrankje’, als cultfilms besproken worden, dan zijn het ‘kutfilms’ en politiek correct is hij ook niet al is hij zich wel bewust van zijn feilen: ‘Negertjes, ja weet ik, niet correct, moet tegenwoordig zwarten zijn, en ook niet zwartjes.’ En als hij een bezoek aan een prostituee in Groningen beschrijft, uiterst komisch overigens, dan komt de opmerking: ‘De tepels zijn immers de ogen van de hoer.’ Op dezelfde pagina staat ook een verwijzing naar James Joyce, want de verteller is allerminst van de straat. Het barst van de intertekstuele verwijzingen naar literatuur, muziek en films binnen dit boek. Er kan bijvoorbeeld zomaar ‘een faustische vlaag’ door de hoofdpersoon heen trekken.

Die Titus Orbaan, die het hele boek tegen je aanpraat, is een kletsmeier eerste klas, die zichzelf herhaalt, fouten maakt, flauwe grappen debiteert, zijn kennis terloops spuit en de nodige omwegen bewandelt. Als lezer merk je vaak dat er details niet kloppen (Mr. Bean was toch helemaal niet op tv toen Ronald Reagan president van de Verenigde Staten was?), maar dat blijkt op het eind allemaal te horen bij het literaire spel dat Schouten aan het spelen is. Het levert niet direct een goede roman op, want de tragiek van de personages die er wel degelijk is, blijft door die ironische dubbele laag op afstand staan.

Coen Peppelenbos

Rob Schouten – De groene gravin. De Arbeiderspers, Amsterdam. 224 blz. € 19,99.

Deze recensie stond eerder in een iets verkorte versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 26 april 2019.