In memoriam R.A. Basart
(Uitgesproken bij zijn crematieplechtigheid)

Beste Ron,

Behalve den man die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan Ronald Albert Basart.

Jij was wel zo ongeveer de ingewikkeldste man die ooit mijn levenspad heeft gekruist, maar waarschijnlijk daardoor ook de interessantste. Of dat andersom ook geldt zal ik nooit meer te weten komen. Wat ik wel weet is dat voor ons beiden gold, dat het bijna onmogelijk was om met ons geen ruzie te krijgen en dat hebben we onderling dan ook tweemaal ruimschoots bewezen. Los daarvan zijn er veel mooie momenten geweest, waarvan ik er nu een aantal wil noemen:

– Het bezoek samen met Wim Aaij in de Facel Vega van mijn vader, aan uitgever Strengholt ergens in het Gooi, ergens in de jaren zestig
– De bootvakantie met de Haaibaai van je vader door het Groene Hart van Nederland, ook omstreeks die tijd
– De avondjes, meestal een vrijdag, aan de bar in het café van Jans de Kraai te Zandvoort. We waren toen nog student. Ik Engels MO-A, jij Nederlands, universitair.
– De ontmoetingen op het studentenschip Caledonia, waar jij een hut had
– De woensdagavonden in café De Prins, na mijn Engelse lessen voor het MO-B examen in het Woltjer gymnasium aan de Keizersgracht
– De vakantie in Italië, samen met mijn toenmalige echtgenote en jouw ouders
– De visdag in Vinkeveen, waar we de vieste man van Nederland hebben ontmoet, met zijn onvergetelijke, aan het seksuele gedrag van een van zijn klanten gekoppelde uitspraak: ‘Ja, ja, die pruimedant die weet wat’, een zin die we allebei in ons literaire werk hebben gebruikt
– Dan de vakanties samen met Kaysa en Annalisa op La Palma en in Venetië (de voorgenomen trip naar Puglia kon niet doorgaan vanwege je fysieke toestand toen)
– De zorgeloze zeiltochtjes op het Markermeer en de Hoornse Hop met the good ship Argos
– En dan, last but not least, jouw aansporingen om een brievenboek samen te stellen uit mijn correspondentie van de afgelopen vijftig jaar, waarvoor je ook de titel hebt bedacht, Fallen leaves, en waarin de brieven aan jou, door de vele jaren heen, alle anderen in aantal overtreffen en als geheel een getrouw beeld van onze omgang vormen. Het zijn nu documenten geworden, die er voor altijd zullen zijn en die daardoor voor mij een extra waarde hebben gekregen.

Ik laat het hierbij, het is zo al een mooie lijst, voorwaar.

De afgebroken dichtregel van Jan Arends: ‘(…) alle leven doet mij zeer’ begon voor jou betekenis aan te nemen als voor geen ander. Dit viel niet te voorzien toen je revalideerde in dat centrum even buiten Hilversum, waarvan de naam me (vermoedelijk freudiaans gestuurd) niet te binnen wil schieten en die ik ook niet meer wil opzoeken. Ik heb je daar regelmatig bezocht, in de hoop en zelfs het vertrouwen, dat je geleidelijk weer zou herstellen. Ik noemde je toen Professor Klapvoet, waaruit wel bleek dat we allebei dachten dat het wel weer goed zou komen.

Het zou anders lopen.
Het zou anders gaan, bedoel ik, want lopen kon je nauwelijks meer.

Onze afscheidsontmoeting – een beter woord past hier niet – in jullie weelderige tuin aan de Rembrandtlaan te Loosdrecht, samen met Kaysa, Annalisa en jullie poes, zal in mijn herinnering blijven bestaan als een warme en waardige afsluiting, beklonken met een laatste omhelzing.

*

De onbenaderbare W.F. Hermans, met wie jij hebt gecorrespondeerd, heeft je een exemplaar van zijn Overgebleven gedichten toegezonden met de volgende inscriptie: ‘Voor Ron Basart, groot kenner van deze poëzie. Van harte, W.F. Hermans.’ En dit op basis van je monumentale doctoraalscriptie over zijn gedichten, later door Kaysa verheven tot een op folioformaat gedrukt boek van meer dan tweehonderd pagina’s. In een van de brieven van Hermans aan jou laat hij je weten dat je hem aan het denken hebt gezet en dat hij mede door jouw aandrang in de vierde druk een aantal oude gedichten heeft toegevoegd, die hij eerder op de plank had laten liggen.

*

De grote kranten hebben op stijlvolle wijze een necrologie geleverd en je uitgever Lebowski heeft je gehele werk – je twee virtuose romans en je verzamelde gedichten – in herdruk uitgebracht. Een mooier afscheidscadeau voor een schrijver is niet denkbaar.

Je reactie op mijn ‘Niet uitgesproken grafrede’, in iets slankere vorm eerder aan je toegezonden, luidde: ‘Een mooie rede, ontroerend, to he point, natuurlijk nil nisi bene, maar zoals je werk: zuiver. Thanks.’

En mijn allerlaatste woorden aan jou, verzonden doorheen het digitale hiernamaals, luiden: ‘I’ll remember the good things.

Fare well.

Lodewijk