De jury (bestaande uit Joost Baars, Yra van Dijk, Adriaan van Dis, Cindy Kerseborn en Maud Vanhauwaert) van De Grote Poëzieprijs zette in het juryrapport een paar kritische kanttekeningen bij de organisatie van de prijs.

De Grote Poëzieprijs is de voortzetting van de VSB Poëzieprijs. De uitreiking werd verplaatst naar Poetry International. Een manier om de als organisatie wat geld in het laatje te krijgen was door elke inzender 75 euro te laten betalen per titel. Zo dokte Querido 825 euro, maar geen enkele titel haalde zelfs maar de longlist. En zo zagen wel meer uitgevers honderden euro’s verdampen. Bijzonder sneu was het voor al die dichters die hun eigen beheer-uitgaven instuurden in de hoop dat het onontdekte meesterwerken zouden zijn. Geen enkele eigen beheeruitgave haalde longlist. Kassa!

In het juryrapport bij De Grote Poëzieprijs komt de jury terug op deze vernieuwingen. Eigen beheeruitgaven maken weinig kans.

Hoewel de jury enkele inzendingen met plezier gelezen heeft, bleek toch dat het selectiemechanisme van de traditionele poezie-uitgevers, zeg maar hun ‘poortwachtersfunctie’, goed werkt. Dat wil niet zeggen dat een in ‘eigen beheer’ gepubliceerde bundel nooit genomineerd of zelfs winnaar van De Grote Poëzieprijs zou kunnen worden maar wel dat de kans erop uiteindelijk klein is.

Die inleg van 75 euro per ingezonden titel werkt in het nadeel van uitgevers die veel aan poëzie doen.

Hoewel er aan de ene kant wel begrip is voor de financiële drempel die het inschrijfgeld ook is, en voor de gedachte dat de Grote Poëzieprijs iets is dat het héle poëzieveld met elkaar kan dragen, constateert de jury een onevenredig grote last voor juist die uitgeverijen die zich veel of vooral met poëzie bezighouden: hoe meer bundels je uitgeeft en inzendt, hoe meer je moet betalen. Dat is een straf, waar eigenlijk een compliment op zijn plaats zou zijn.

Of de reglementen veranderd worden is vooralsnog onbekend.