Mogelijke levens

Je bent meteen op je hoede als je merkt dat hoofdpersoon Kaf op weg naar zijn toekomstige vrouw Gabi, die in het dorpje Lari in Noord-Italië zit, een samoeraizwaard meeneemt. Een ongebruikelijke accessoire voor iemand die samen met zijn beste vriend naar zijn eigen huwelijksplechtigheid rijdt. In Kaf, de debuutroman van Joep Stapel – muziekrecensent bij NRC Handelsblad en literair recensent bij Tzum – wordt daardoor meteen een spanningsboog gecreëerd, de oude toneelwet van Tsjechov indachtig.

De dertiger Kaf, leraar Engels, is op weg naar Lari met de auto omdat hij niet durft te vliegen. Daar wacht Gabi, dochter van een Nederlandse moeder en een Italiaanse vader, op hem. Zij zit bij haar ouders die na een lang verblijf in Nederland naar Italië zijn gegaan, naar het oude dorp van de vader, die – doodziek – het huwelijk van zijn dochter nog net zou kunnen meemaken. De verteller springt voornamelijk heen en weer tussen deze twee personages.

In het begin lijkt Kaf een behoorlijk realistisch verhaal. Er worden wat achtergronden gegeven bij de hoofdpersonen en de belangrijkste vraag lijkt te zijn of Kaf het lukt om op tijd op zijn eigen trouwerij te komen. Langzamerhand vlechten zich ook andere verhalen binnen dat verhaal. Zoals het verhaal van de opa van Kaf, een zeeman, overlevende van de Jappenkampen, man die zijn eigen gezin in de steek liet voor een Japanse en uiteindelijk ook haar weer verlaat. Kaf fantaseert dat er misschien wel een kleinzoon is in Japan, een schaduwfamilie waar hij geen weet van heeft. Via de opa die voor een groot deel Kaf heeft opgevoed, komt ook het samoeraizwaard in de familie. Het verhaal van de opa heeft raakvlakken met de opera Madam Butterfly waarin een Amerikaan eerst een jonge Japanse tot zijn vrouw maakt en samen met haar een zoon krijgt, daarna vertrekt om jaren later terug te komen met zijn Amerikaanse vrouw. Ze nemen het kind mee en Butterfly pleegt zelfmoord. En zo haken er meer verhalen aan het verhaal van Kaf.

Zo is daar het toneelstuk King Lear dat Kaf door zijn leerlingen laat opvoeren en waarbij één leerling wel heel erg om aandacht bedelt. Het wordt maar even genoemd en als we in het hoofd van Gabi zitten dan verdringt ze haar jaloerse gedachten aan die leerlinge snel, maar op bladzijde 83 breekt de verteller in door de uitbaatster van een koffiehuis onderweg te laten vragen naar het meisje in het verhaal:

’t Is een aardig verhaal, hoor,’ zegt ze. ‘Maar je verzwijgt iets. Ik zeg niet met opzet. Misschien heb je het jezelf aangeleerd.’

Het effect van deze verhaallijnen is dat ze de de weg die Kaf aflegt minder eenduidig maken en je als lezer medeplichtig maken in de twijfel die bij Kaf naar binnensluipt. Bestaat er wel zoiets als één grote liefde, één verhaal van je leven waarbinnen je je rol speelt of zijn er meer mogelijkheden? Kun je van iemand houden en er toch voor kiezen om een andere weg in te slaan? Wat als een realistische roman begint, eindigt als een postmoderne catalogus van mogelijke levens waarbij Stapel ook nog eens speelt met de tijd. Een ingenieus boek, wellicht te ingenieus voor een groot publiek, maar meer voor de lezer die uitgedaagd wil worden door een schrijver die hem niet direct op zijn wenken bedient.

Coen Peppelenbos

Joep Stapel – Kaf. Meulenhoff, Amsterdam. 206 blz. € 18,99.