Helverlichte etalages

Met het faillissement van Vroom & Dreesmann eind 2015 en de toenemende leegstand in centrale winkelstraten, lijkt een tijdperk tot een einde gekomen. Veel winkels verhuizen naar internet, horeca neemt de binnensteden voor een belangrijk deel over. Over de levendige stadscentra van de voorbije jaren met de talloze felverlichte etalages en de sappelende middenstanders in de woningen erboven, is relatief weinig geschreven. Frank Bokern, journalist en telg uit zo’n geslacht, schreef Hoeden en petten en dameskorsetten over zijn winkeliersfamilie die het uiteindelijk niet kon bolwerken.

Frank Bokern begon het onderzoek naar de geschiedenis van zijn voorfamilie en de vele vage verhalen die erover in eigen kring de ronde deden, misschien wel niet toevallig in 2015, het jaar dus dat V&D ten onder ging. Aan het begin van de twintigste eeuw hadden de Bokerns een verloren strijd gestreden tegen niet in de laatste plaats juist dit concern, en ook dat verhaal kwam honderd jaar later ten einde.

Veel inwoners van het arme, agrarische Duitse Westfalen trokken midden- en eind negentiende eeuw naar Nederland om hun geluk te beproeven met de handel in onder meer stoffen, hoeden en petten, later ook in andere kleding en uiteindelijk in zo ongeveer alles: de tijd van de grote warenhuizen. Tot de dag van vandaag zijn de namen van sommige ‘winnaars’ van destijds terug te vinden in onze winkelstraten, andere zijn pas de laatste jaren verdwenen: Peek & Cloppenburg, C&A Brenninkmeijer, Kreijmborg, Hünkemöller, om er een paar te noemen. Ook de Bokerns behoorden tot de toen nieuwe Duitse winkeliers, die de traditionele en naar binnen gekeerde Nederlandse middenstanders lieten zien dat verkopen ook heel anders kon.

Frank Bokern, die om te beginnen de gebieden in Westfalen bezocht waar de familie vandaan kwam (‘Alles heet hier Bokern’), geeft daarna aan hoe innovatief de (veelal Rooms Katholieke) Duitse winkeliers hun zaken aanpakten, denk aan verleidelijke presentaties, mooie verlichting en vaste prijzen. Dat laatste aspect was eind negentiende eeuw iets nieuws. Tot dan was het altijd een zaak van loven en bieden geweest, maar in de nieuwe ‘spiegelpaleizen’ wist de klant waar hij, vooral zij, aan toe was.

De Westfaalse winkeliers […] doen niet aan onderhandelen, maar bieden tegen een vaste prijs gestandaardiseerde producten aan met een gegarandeerde kwaliteit. Het verleiden vindt niet pas plaats tijdens het verkooppraatje, maar al veel eerder: in advertenties, door het etaleren van hun artikelen in helverlichte etalages en toonkasten, en door de consument hebberig te maken met telkens weer de laatste nouveautés.

Met name Franks overgrootvader, Heinrich Bokern, die zich eind negentiende eeuw als winkelier in Leiden vestigde, en toen de manufacturenhandel tot bloei kwam zelfs in andere steden kon uitbreiden, krijgt de aandacht. Opmerkelijk is daarbij zijn uitgesproken voorkeur voor vrouwelijk personeel, dat later vaak de leiding kreeg over nieuwe filialen in Haarlem, Delft, Dordrecht en Rotterdam.

Fraaie uitweidingen besteedt Frank Bokern onder meer aan de vroege strijd tegen dierenleed, in de vorm van de Bond ter Bestrijding eener Gruwelmode, waaruit de huidige Vogelbescherming is voortgekomen. Adellijke dames maakten zich boos over het gebruik van vogelveren en -vleugels, zelfs hele opgezette vogels, op dameshoeden. De eerste strijd tegen misstanden in naaiateliers vergelijkt Bokern terecht met het huidige activisme ter bevordering van duurzame kleding.

Daarna richt hij zich vooral op Heinrichs zoon Bernard, die eerst niet, maar later toch wel in zaken gaat. Het winkelimperium van zijn vader komt ten einde in 1910, maar na een periode als werknemer bij Peek & Cloppenburg en als militair begint Bernard in 1927 alsnog een eigen winkel, die het meest op een drogisterij lijkt. Tijdens zijn diensttijd trekt hij overigens enige tijd op met Theo Thijssen, schrijver van onder meer Kees de jongen, vermoedelijk het bekendste boek over het leven als kind van een ploeterende middenstander.

Zeker wat de zakelijke geschiedenissen van Heinrich en Bernard Bokern betreft, schetst dit boek een fascinerend beeld van de nooit gemakkelijke situatie waarin kleine en middelgrote winkeliers, vooral in het begin van de vorige eeuw, verkeerden. Door ook uitvoerig in te gaan op invloeden die buiten hun directe macht lagen – de versnelling of juist het haperen van de welvaartsgroei, de moordende concurrentie met grotere concerns, twee wereldoorlogen en de crisisjaren – wordt effectief inzichtelijk gemaakt dat zakenmannen als de Bokerns buitengewoon flexibele geesten moeten zijn geweest. Ook de onderlinge solidariteit van de familieleden, die elkaar financieel bijstonden als dat nodig was, en huwelijken tussen winkeliersfamilies komen daarbij aan de orde. Onder meer het Van der Valk-concern werkt tot de dag van vandaag op die manier.

Frank Bokern heeft buitengewoon diepgaand onderzoek gedaan, wat zich vertaalt in talloze namen, feiten, anekdotes en weetjes, die sfeerbepalend zijn, zoals de steeds weer opduikende angst voor armoede, en bovendien de toegankelijkheid vergroten. Maar in het tweede gedeelte van Hoeden en petten en dameskorsetten, waarin Bokern zeer uitgebreid ingaat op wat er in de Tweede Wereldoorlog allemaal is voorgevallen, raakt het verhaal van de familie als winkeliers, waar het allemaal toch om begonnen was, wel erg ver op de achtergrond en verandert het boek te veel in een weinig opzienbarende familiekroniek.

André Keikes

Frank Bokern – Hoeden en petten en dameskorsetten. Van Oorschot, Amsterdam, 272 blz. € 25.