Bij Reve valt het onderscheid tussen werkelijkheid en literatuur weg

Jan Wolkers heeft zijn Werkkleding, Willem Frederik Hermans zijn Fotobiografie, Harry Mulisch zijn Getijdenboek, en Gerard Reve heeft sinds kort zijn Album Gerard Reve. Een schrijversieven in beeld, zo zou je deze rijk geïllustreerde egodocumenten kunnen noemen, bedoeld voor de lezers die de werkelijkheid achter de literatuur in ogenschouw willen nemen.

Meer dan dat van Wolkers, Hermans en Mulisch is het scheppend oeuvre van Gerard Reve verweven met zijn persoon, zijn leven en zijn wereldbeeld. Over dat, het echte leven, gaan de boeken, vooral die, die Reve sinds De Taal der Liefde publiceerde. Het aantal boeken dat werd samengesteld uit echt aan het werkelijke leven ontleende materiaal wordt per jaar groter. Zo verscheen tegelijk met Album Gerard Reve de bundel Brieven aan Wim B. 1968-1975.

Van Reves beroemdste brievenboeken Op weg naar het einde en Nader tot U kan worden opgemerkt dat de daarin voorkomende stukken geconstrueerde brieven zijn, literatuur in de vorm van een niet aan één speciaal iemand gericht schrijven. Met de openbaring van de brieven aan Simon en Tiny Carmiggelt annexeerde Reve de werkelijkheid in zijn literatuur en eigenlijk viel vanaf dat moment voor Gerard Reve de werkelijkheid samen met zijn werk: er was nauwelijks meer onderscheid te maken, wat overigens ook vaak tot verwarring leidde: méént hij dit of dat, of zegt hij het alleen maar, is het slechts literatuur?

Deze vraag stellen getuigt van zekere minachting voor de literatuur en voor het werk van Reve, omdat uit alles duidelijk wordt dat leven en werken één zijn, dat literatuur weliswaar tot veel getob leidt maar toch ook troost geeft, al is het maar in de vorm van geld. In Brieven aan Wim B. zegt de schrijver het met zoveel woorden: geld is geen probleem, geld is er genoeg. Dat was wel eens anders, maar De Taal der Liefde beleefde in korte tijd een groot aantal herdrukken en werd meer dan honderdduizend keer verkocht.

Album Gerard Reve (gespeld in kapitalen op de klassieke manier: ALBVM) opent op de titelpagina met het uittreksel uit het Amsterdamse geboorteregister, waaruit blijkt dat ‘op 14 december 1923, des namiddags ten half zes ure, in deze gemeente, van Hallstraat 25, is geboren: Gerard Kornelis van het Reve.’ Elders in het boek is een brief in facsimile opgenomen, waarin Reve verklaart eigenlijk op de dertiende geboren te zijn (net als Flaubert), maar dat hij uit bijgeloof op de veertiende werd ingeschreven. De eerste foto toont de een half jaar oude Gerard op de arm van zijn moeder, een pronte vrouw met hoge jukbeenderen, donkere ogen en een brede mond. Gerard draagt een muts met pluim, een gebreid pakje en wollen schoentjes. In 1928 draagt moeder ineens een strenge bril. Uit 1929 stamt Gerards eerste verlanglijstje: hij vraagt aan Sinterklaas een gilaffe. ‘Voor het 10-jarig bestaan van ik’ vraagt de jonge Reve een hondje: kennelijk, neemt zijn realiteitszin toe naarmate de jaren vorderen.

Opvallend is dat het handschrift van Gerard Reve in de loop der jaren nauwelijks is veranderd. Hooguit is het, vergeleken bij dat van de jongeling, wat kriebeliger geworden, zoals te zien in het facsimile van het vierde hoofdstuk van Een Circusjongen. Aan dit manuscript valt ook af te lezen hoeveel Reve per dag schrijft: op 13 november 1973 ongeveer twintig regels, op 17 november iets meer, de achttiende iets minder, 19 november bijna twee bladzijden, 20 november een, etc.

Wat er dan in een dag tot stand komt, wordt vaak weer doorgehaald en vervangen door verfijnder formuleringen. In die tijd werkte Gerard Reve meestal in zijn verwarmde bestelauto, die hij, zo blijkt ook uit Brieven aan Wim B., soms zo maar ergens in een bos parkeerde. Een van de eerste stukken proza die Reve ooit schreef, is waarschijnlijk het opstel ‘Huisdieren’: ‘Onder huisdieren verstaat men zowel de dieren, die door de mens zijn getemd en hem in die staat arbeid en voedsel kunnen leveren, als de dieren, die men slechts met het oogmerk van gezelligheid of aangenaam tijdverdrijf houdt, zonder dat hun aanwezigheid enig stoffelijk voordeel afwerpt.’

Uit maart 1940 stamt het (getypte) gedicht ‘Stad aan de Zuiderzee’:

Verlaten kust. Grijs zakt de hemel
Over stil watervlak; en geen geluid
Verbreekt de stilte, dan ’n oude stoomboot
Die roemloos in de verte fluit.

Het watervlak ligt roerloos stil,
De bomen druipen glimmend kil
En mist beslaat op klamme kademuren.

De huizenrij is eindeloos,
De wolkenrij is eindeloos
En eindloos ruist de regen langs de ruiten.

Gerard Reve moet een wat sombere puber zijn geweest.

Op tweede kerstdag 1946 legt de adspirant-schrijver zijn voornemen vast om een lang verhaal of een novelle te schrijven voor De Bezige Bij.

Twee bladen folio schrift leveren een pagina druks op. Wil het werk dus de honderd pagina’s halen, dan dien ik tweehonderd pagina’s schrift te (onleesbaar). Daar ik me voorneem het werk in omtrent tien eenheden in te delen, moet ieder gedeelte gemiddeld twintig bladzijden schrift omvatten. Het moet mogelijk zijn deze twintig bladzijden schrift in een week elk te leveren. Dit beteekent een gereedkomen van het werk, met het persklaar typen, in drie maanden. Over den titel dienen wij ons geen zorgen te maken. De kamerbewoners, Helden van onzen tijd of Ziekenbezoek, wij zullen wel zien. Of De avonden.

In een ‘Naderhand genomen aanvullend besluit’ schrijft Reve hieronder: ‘De beste titel lijkt mij nu De winteravonden.’ Zoals genoegzaam bekend heette Reves eerste grote boek, dat sinds de eerste publicatie tientallen malen werd herdrukt. De Avonden.

Werkplannen als het hierboven geciteerde hielden Reve ook in later jaren bezig. Op 19 oktober ‘1670’ (=1970) schrijft hij aan Wim B.: ‘Overal is wat. Boektitels heb ik al genoeg – ik hoef alleen nog maar het boek zelf te schrijven (“Ik heb een Baan! De baas hoeft alleen nog maar ja te zeggen!”): Neem de Minnaar van je zoon; Achter de Muziek Aan; Weg Met De Arbeiders; Naaien Tot Je Er Bij Neervalt; Een Kaars Voor Maria; Zelf Kamperen; Ik Kan Naaien; De Oudjes Doen Het Nog Best; Nooit Van Gehoord Meneer. Dit is nog maar een greep.

Het Album Gerard Reve bevat veel fotomateriaal. Bekende foto’s (die waarop Reve samen met Hermans met fietsbanden poseert – 1954; die van De Kus met Marga Klompé – 1969), maar ook minder bekende. Reve lijkt altijd heel camerabewust: niet alleen met de pen is hij een aartsposeur.

Tenslotte nog een opmerking over het brievenboek: in een noot wordt wel uitgelegd waar en wanneer Gerard Marga kuste, wat iedere Reviaan weet, maar de zinnen: ‘Ja, God weet waar het op de radio weer over ging. Waarschijnlijk nog steeds over de klap op de supermarkt’ worden niet toegelicht. Kon die klap niet even worden nagezocht?

[Opmerking d.d. 10 augustus 2019: over de klappen die Gerard Reve bij tijd en wijle aan deze en gene uitdeelde, verscheen in 2007 het amusante boekje De vuisten van Gerard Reve van Frans Peeters. Ik wijdde er indertijd een klein stukje aan op mijn blog dat de naam draagt van mijn oude krant.]

Frank van Dijl

Gerard Reve – Albvm Gerard Reve. Elsevier.
Gerard Reve – Brieven aan Wimie B. Van Oorschot.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk van 24 november 1983.

Op de foto boven bewondert Gerard Reve de bij de P.C. Hooftprijs horende penning die zijn broer Karel in 1982 in het Muiderslot kreeg uitgereikt. Gerard zelf had de onderscheiding al in 1969 ontvangen. Foto Rob C. Croes / Anefo / Nationaal Archief CC0.