Klanken Kletteren Kreten

‘Moeder. waar ben je? moeder. ‘k zie je niet? moeder je kust. moeder. ruig. hou me tegen. ik sneuvel toch. moeder ik sneuvel. moeder.’ Het zijn de laatste ijselijke woorden van de eenzame, als laatste overgebleven soldaat, die weet dat ook hij zal sterven. Het zijn de laatste salvo’s uit de korte prozatekst ‘De laatste’ van de Duitse expressionistische dichter en toneelschrijver August Stramm (1874-1915). Het zouden evengoed de laatste gedachten, uitroepen van de dichter zelf hebben kunnen zijn – hij sneuvelde aan het oostfront op 1 september 1915 als laatste van zijn compagnie.

Het frappante is dat Stramm ‘De laatste’ schreef vóórdat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. De dreiging van een naderende oorlog was al jaren voelbaar, oorlog onontkoombaar. Ook niet voor Stramm die tijdens de eerste dag van de Duitse mobilisatie wordt ingelijfd als reservekapitein. Net nu zijn ster aan het Berlijnse firmament begint te schitteren. In de jaren voor de oorlog probeert hij tevergeefs zijn werk te publiceren. Zelfs zijn vrouw Else, schrijfster van amusementsromannetjes, ziet er niets in. Toch is het zijn wederhelft die hem adviseert zijn radicale schepsels aan uitgever Herwarth Walden voor te leggen. Deze Walden bevindt zich met zijn tijdschrift Der Sturm in de literaire voorhoede en is enthousiast. Het levert Stramm naast publicaties een vriendschap voor zijn korte leven op.

Buiten Duitsland geniet de dichter Stramm maar weinig bekendheid. Het is daarom bewonderenswaardig dat Uitgeverij Vleugels zijn gedichten en teksten weer onder de aandacht brengt, al hoeven we ons over de eigengereidheid van uitgever Marc Vleugels niet te verbazen; al jaren levert hij wonderschone uitgaven. Een van de redenen voor Stramms relatieve onbekendheid zal ermee te maken hebben dat vertalen van zijn werk voor iedere vertaler een harde noot is om te kraken. Handelend volgens Marinetti’s geboden zijn neologismen en onomatopeeën niet van de lucht, worden werkwoorden alleen in de infinitief gebruikt, bestaan er geen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord meer en is interpunctie uit den boze. Vertaler Jan H. Mysjkin verdient dan ook een pluim.

Stuwend. Obsederend. Hijgend. Ze typeren de twee gedichten ‘De mensheid’ en ‘Wereldwee’ en de twee prozastukken ‘De laatste’ en ‘Wachten’. Ook eerstgenoemde gedicht is al voor het uitbreken van de oorlog geschreven. Hier hebben we niet te maken met ervaringspoëzie, het gevoel is (evenals de taal) vernietigd, alle sentiment eruit weggezogen, afstandelijk, voortmarcherend als uitgemergelde soldaten; bloed, vlees en drek. En juist dat gegeven maakt dat deze verzen je door merg en been gaan. Het gebrek aan pathos, het gebrek aan een oordeel, het weigeren een kant te kiezen – iets wat hem toentertijd op kritiek kwam te staan –, het is onder de omstandigheden waaronder de dichter moest schrijven een heldendaad.

Een klein stukje uit ‘Wereldwee’, een gedicht dat Stramm wel tijdens de oorlog schreef en dat qua thematiek aansluit op ‘De mensheid’.

Zieden borrelen ruisen bruisen
Tongen springen
Vlammen spetteren
Pletsen
Knetteren knallen knakken
Duizend
Nul nul nul
Duizend
Nul
Miljarden
Nul nul nul

Leg dat eens naast de naïeve verzen van andere oorlogsdichters waarin leeuweriken, ondanks brullende kanonnen, dapper zingend de Vlaamse luchten blijven vullen. Stramm was van andere oorlogspoëzie op de hoogte. Een gedicht van zijn landgenoot Richard Dehmel maakte hem razend: ‘Quatsch. Slijm slootwater. Waar zijn er woorden voor het beleven. Armzalige knoeier.’

Tijdens zijn expedities is Stramm blijven schrijven. Zo goed en zo kwaad als dat ging. De bundel sluit af met de prozatekst ‘Wachten’. Hier spreekt een man die bloednerveus op zijn meisje wacht. Zich voorneemt haar de kleren van het lijf te rukken. Maar schuchter is hij. Hij drinkt zichzelf wat glazen moed in. Komt ze wel? Hij wacht en dreigt ondertussen volkomen krankzinnig te worden. Het is een prachtige keus om de bundel met ‘Wachten’ te laten eindigen. Want zou het niet zo kunnen zijn dat dit meisje de dood met zich meebrengt? Zou Stramm hier, ondanks de uitroep ‘ik wil leven. leven. leven.’, enkele malen naar verlangd hebben? Uiteindelijk komt ze: ‘klop! ja! klop dan! klop dan! klop! ja! klop! paf!!!’ Er wordt geschoten. Maar wie is de schutter? De dood of het leven?

Tot slot een korte aanbeveling: lees de gedichten hardop. Stramm maakt op alle mogelijke manier gebruik van klank. In 2008 verscheen er een cd met liederen geïnspireerd op Stramms poëzie en ook op YouTube zijn verschillende vertolkingen van zijn werk te vinden. In tijden waarin het gemak de mens dient en boeken steeds vaker via het oor dan via het oog worden geconsumeerd, zou het prachtig zijn een officiële uitgave, vertolkt door een goede voordrager, uit te brengen. Maar mijn god, wie durft zich daar nu aan te wagen?

Vincent Terlouw

August Stramm – De mensheid / Wereldwee / De laatste / Wachten. Uit het Duits vertaald door Jan H. Mysjkin. Vleugels, Bleiswijk. 48 blz. € 20,45.