Tijdens mijn studie Nederlands las ik heel wat dichtbundels die tot de zogenaamde canon behoren. Ik had destijds nog weinig ervaring met poëzie en vond de meeste werken weinig boeiend. Soms veranderde dat na een college van de geestdriftige docenten, maar meestal verdwenen de bundels na het tentamen in mijn boekenkast, om er stof te vergaren.
Tien jaar later lees ik regelmatig en met veel plezier de poëziebundels die vandaag de dag verschijnen. Van de werken uit de canon heb ik voor mijn gevoel echter slechts een globale indruk. In deze reeks herlees ik daarom enkele klassiekers van de Nederlandse twintigste-eeuwse poëzie, waarbij ik mezelf de vraag stel in hoeverre het werk me nu wél aanspreekt, en of de gelauwerde verzen van beroemde dichters de tand des tijds hebben doorstaan.
In aflevering vijf duiken we de jaren zestig in met de poëzie van Gerard Stigter, beter bekend als K. Schippers.

K. Schippers – Een klok en profil (1965)

Vorig jaar verscheen de roman Straks komt het, een bijzonder boekwerk waarin de oudere K. Schippers terugblikt op zijn jongere jaren in de oorlog en enkele reizen maakt in het spoor van zijn jeugdhelden, kunstenaar Kurt Schwitters en componist George Gershwin, dit alles begeleid door fotomateriaal. Dit werk lijkt een grote stap verwijderd van de poëzie waarmee hij in die jongere jaren furore maakte, met bundels als De waarheid als De koe (1963) of het tijdschrift Barbarber (1958-1971). Als je echter goed kijkt, zie je niet alleen dat alles gekleurd is, maar ook dat Schippers zijn gehele carrière al een bewuste poëtica koestert die in deze vroege bundel mooi en frivool tot wasdom komt.

Volgens Van Boven en Kemperink hebben de Zestigers, waar ook Schippers toe behoort, een ‘afkeer van de conventionele dichterlijke taal met al zijn metaforen.’ Dit blijkt bijvoorbeeld uit onderstaand gedicht.

Opening van het visseizoen

Eindelijk buiten.
Water is water.
Riet is riet.
Een eend lijkt op een eend.

Maar nu begint mijn vader (62) weer.

Hij noemt waterhoentjes strijkbouten
en vindt dat de maan
ondergaat
als
de
zon.

Het is in de hele bundel ook vergeefs zoeken naar klassieke beeldspraak of andere poëtische conventies, die door de Vijftigers radicaal vernieuwd, maar beslist niet afgezworen waren. De wisselende manier waarop regels worden afgebroken, toch een intrinsiek kenmerk van gedichten, lijkt ook willekeurig en sorteert niet altijd effect. Sommige stukken lezen als een prozagedicht of bestaan uit een enkele zin, die al dan niet over de regels wordt uitgesmeerd. Vermoedelijk zijn dit soort keuzes minder willekeurig dan ze in eerste instantie lijken, maar het procedé zorgt wel voor verwarring of zelfs vervreemding bij de traditionele poëzielezer. Dat is des te frappanter omdat deze poëzie niet als complex of nodeloos omslachtig leest, ze is juist opvallend toegankelijk. Er staat meestal wat er staat, en juist dat is even wennen. Het idee van het gedicht als onoplosbare puzzel, wat overigens ook niet opgaat voor de Vijftigers of dichters voor hen, wordt hier vrolijk onderuitgehaald. De enige puzzel in deze bundel is het onderstaande ‘gedicht’.

Wit wint in 22 zetten

Je kunt hierbij natuurlijk de terechte vraag stellen of dit nog wel een gedicht genoemd kan worden, aangezien de meeste kenmerken daarvan, zoals het gebruik van geschreven taal (met uitzondering van de titel) simpelweg ontbreken. Doordat Schippers het echter in zijn poëziebundel opneemt en van een titel voorziet, presenteert hij het als gedicht. Je kunt het flauw, lelijk of gemakzuchtig vinden, maar het gaat Schippers en zijn collega-Zestigers er juist om dat ‘alles’ poëzie kan zijn, hoe alledaags of simpel het ook lijkt. Daarnaast lijkt dit gedicht bedoeld om op je lachspieren te werken (net zoals de versjes van Annie M.G. Schmidt), wat geldt voor meerdere teksten in deze bundel.

The value of comma’s

voor Jan Hanlo

The mayor says the inspector is an ass
The mayor, says the inspector, is an ass
The mayor says, the inspector is an ass

Dit gedicht bevat twee exemplarische aspecten van deze bundel. Zo is het bovenstaande taalspelletje geen hersenspinsel van de dichter zelf: de drie regels stammen uit een Engels grammaticaboekje, zoals achterin de aantekeningen van de bundel te lezen is. Het gebruik van andermans teksten in een andere, poëtische context, vaak aangeduid als ‘readymades’, is schering en inslag bij de Zestigers. Ook flirten ze graag en speels met de Engelse taal, wat aantoont dat de taalverandering (en volgens sommigen verloedering) onder invloed van het Engels al ruim een halve eeuw gaande is, overigens zonder erg verstrekkende gevolgen. Veel dichters van tegenwoordig zijn over het algemeen ‘Nederlandser’ dan de Angelsaksisch-georiënteerde Zestigers destijds.

Met de nadruk op het alledaagse en humoristische kun je de poëzie van Schippers wellicht verwijten dat er weinig emotionele diepgang is, voor zover dat overigens noodzakelijk is bij goede poëzie. Onderstaand gedicht is echter een voorbeeld dat deze stelling niet opgaat.

No, no Nanette

Tea for two heeft voor de oorlog
iets voor mijn vader gedaan.
En ook voor mij.
Hij liep langzaam om
het langer uit een huis
te kunnen horen
en miste zo lijn 2.
In de volgende zat mijn moeder.

In de poëzie van Schippers en andere Zestigers gaat ook een zeker anti-establishment schuil, zij het veelal met een knipoog. Ze ageren niet zozeer tegen een traditionele poëtica, zoals de Vijftigers dat deden, maar meer tegen het institutionele idee van hogere (dicht)kunst. Alles is poëzie als de dichter dat wil, ongeacht of de lezer of criticus het daarmee eens is. In deze bundel staat een ultrakort gedicht waarmee Schippers zijn afkeer wederom vrolijk verpakt.

Stadhouderskade 42 te Amsterdam

De kunstliefhebbers hebben mogelijk direct in de gaten dat aan dit adres sinds jaar en dag het Rijksmuseum gevestigd is. Door dit instituut van prestigieuze kunst te reduceren tot een doorsnee adres, haalt Schippers het kunstzinnige eruit. Een dichtbundel is ook maar een verzameling teksten met een vaste NUR-code en willekeurig ISBN-nummer. Dit speelse en toegankelijke karakter lijkt nu trouwens een beetje verbannen uit de hedendaagse poëzie: moderne ‘adepten’ als Tim Hofman of Lars van der Werf kunnen op weinig belangstelling rekenen uit het literaire kampement. Het publiek is echter veel enthousiaster, net zoals de gedichten van Schippers en consorten een breder publiek aanspreken dan bijvoorbeeld de Vijftigers. Ik vind dat een positief gegeven: een bundel als Een klok en profil lijkt me zeer geschikt om te lezen met leerlingen of leesclubs zonder erg veel poëzie-ervaring.

Tijdens mijn studie kon ik dit soort gedichten al wel aardig waarderen, en vandaag de dag is dat niet anders. Er schuilt iets moois en krachtigs in de eenvoud en humor van de gedichten. Soms is het misschien te plat of simpel, en zeker niet altijd even esthetisch, maar de meeste gedichten zijn gewoon leuk om te lezen, en dat kan lang niet van alle poëzie gezegd worden.

Willem Goedhart