Hoe de Molussiërs het aanpakken

We kunnen omgaan met bepaalde gebruiken en protocollen, omdat we ze al vroeg aangeleerd hebben gekregen en nauwelijks anders weten. Wat mensen in voor ons vreemde of zelfs verdwenen culturen doen of deden, noemen we als gevolg daarvan al snel ‘merkwaardig’ of netjes ‘interessant’. Günther Anders, geboren in Breslau als Günther Stern (1902-1992), heeft het in De vooroudermoord, geschreven in 1951 en aangevuld in 1973, over archaïsche rituelen rondom de dood in het fictieve Molussië.

Niet alleen het land, ook de onderzoeken naar de gebruiken in het denkbeeldige Molussië en de in noten aangehaalde onderzoekers, rapporten en gidsen, zijn geheel ontsproten aan de geest van Anders. Een literair experiment alzo, dat impliciet vragen stelt bij onze omgang met stellige beweringen en alles wat we voor de waarheid houden.

Günther Anders, Joods filosoof, journalist en dichter, die in zijn oeuvre veelvuldig ingaat op de effecten en risico’s van massa-beïnvloeding, koos in de jaren van opkomend nationaal-socialisme voor het pseudoniem Anders. Want erg vaak de naam ‘Stern’ in de krant, zou in zekere kringen maar argwaan wekken. Echter ook diens indrukwekkende productiviteit zou er mee te maken hebben gehad: een serieuze redactie moet immers uit een flink aantal personen bestaan.

In de vroege jaren dertig schreef Anders, die bij Heidegger studeerde en de eerste echtgenoot was van Hannah Arendt, zijn eerste roman, die overigens pas in 1992 werd uitgegeven; Die molussische Katakombe, waarin het fictieve Molussië al opduikt. In dat boek praten en zingen twee gevangenen met elkaar in een duistere ondergrondse kerker zonder elkaar te kunnen zien. Wat hen bindt en overeind houdt is verzet tegen het totalitaire regime dat in die tijd in Molussië heerste. Ieders omgang met de nu eenmaal gecompliceerde waarheid speelt er een voorname rol in. Anders schreef het kort nadat hij kennis genomen had van Hitlers Mein Kampf.

In het bij Vleugels uitgekomen verhaal De vooroudermoord, in 1978 voor het eerst gepubliceerd in de bundel Kosmologische Humoreske, en door vertaler Piet Meeuse in het nawoord ‘een filosofische vertelling’ genoemd, worden bijna vergeten begrafenisrituelen beschreven, als uitkomst van fictief antropologisch onderzoek. Serieus ogende noten, aangehaalde academische publicaties, aanhangsels en namen van op dit terrein gezaghebbende wetenschappers, wekken de indruk dat we hier te maken hebben met de resultaten van jarenlang speurwerk in archieven en op locatie.

Anders gebruikt de teksten over boven- en onderstad, het gedrag van de mensen die er leven of, in het geval van de onderstad, in afdalen, de rituelen en de onderlinge, deels op angst gebaseerde, verhoudingen in de eerste plaats om te wijzen op onze omgang met het verleden en de onvermijdelijk altijd kwestieuze geschiedschrijving. De verhalende tabletten in de diepe catacomben in dit verhaal lijken welhaast te verwijzen naar de uiteenlopende invalshoeken van de vier evangelisten. Soms hebben de oude Molussiërs veel gelijkenis met ons, wij mensen van latere datum:

Als wij, omdat we het ‘versmaden’ om ons door ‘het verschrikkelijke te laten vernietigen’, een begrafenis begeleiden met muziek, dan doen we iets wat er erg op lijkt.

De bijzetting van de overleden vader in dit verhaal vormt slechts een bijzaak in de uitvoerige rituelen, die de rimpelloze voortzetting van het bestaan in de bovenstad als voornaamste doel lijken te hebben: te veel aandacht voor voorouders zou onze eigen toekomst en die van onze kinderen gemakkelijk in gevaar kunnen brengen. Het ruimen van het verleden, dat in het ondergrondse werk van de zonen letterlijk vervat is, wordt daarmee niets anders dan een overlevingsstrategie.

André Keikes

Günther Anders – De vooroudermoord. Vertaling en nawoord Piet Meeuse. Vleugels, Bleiswijk. 72 blz. €21,80.