Het buitengewone van het gewone

Ieder die uit een miezerig dorpje afkomstig is, zal zich snel thuis voelen in de debuutroman van de Italiaan Roberto Camurri. De uitgestorven verlatenheid, de vanzelfsprekende familiariteit en de gelaten levenshouding zijn vertrouwd. Maar die veilige deken heeft op de lezer een verstikkende werking. Hoe aantrekkelijk is het immers om in een onveranderlijke omgeving te wonen, waar iedereen je nauwlettend in de gaten houdt en waar de onherbergzame elementen het voor het zeggen hebben? Waar je het met die anderen moet zien te rooien, ook al staan sommigen je totaal niet aan?

In De menselijke maat draait het om Fabbrico, een klein dorpje in de provincie Emiglia Romagna. Het kent slechts vier straten en is omgeven door uitgestrekte velden. Het oog kan dus ver reiken, maar de meeste inwoners lopen niet over van de ambitie. Ze berusten in hun lot, verdrinken hun zorgen of verliezen zich in troosteten. De roman is opgedeeld in elf bondige hoofdstukken die ieder één zelfstandig naamwoord als titel hebben: Kiezels, Stof, Gras, Asfalt, Donker, Sneeuw, Ijs, Dooi, Hemel, Boom, Zee. Zij symboliseren de bestendige, aardse materie, waar ieder zich toe heeft te verhouden. Centraal in deze roman staat de driehoeksverhouding tussen Davide- Anela -Valerio. Camurri dwingt je om aandachtig te lezen, zodat je zelf de puzzelstukjes aan elkaar kunt leggen, want al snel is duidelijk dat Valerio niet zomaar uit het dorp is weggegaan en niet zonder reden weer is teruggekeerd.

De eerste zeven hoofdstukken zijn als afzonderlijke verhalen te lezen. We komen weliswaar regelmatig dezelfde personen tegen, maar het is toch vooral de plaats die de verbindende schakel vormt. Zonder de laatste vier hoofdstukken zou de roman een heel andere uitwerking hebben gekregen. Wellicht zelfs een veel interessantere. In die vier knoopt Camurri namelijk alle losse eindjes aan elkaar en krijgen we de antwoorden op de vragen die in de eerste hoofdstukken ontstaan. In het laatste hoofdstuk keren we zelfs terug bij het eerste, waardoor de roman cyclisch is.

Maar het zijn de eerste zeven hoofdstukken die het meest bekoren, juist omdat er zoveel tussen de regels staat en er veel te raden blijft. In het vierde hoofdstuk (Asfalt) leven we bijvoorbeeld intens mee met de broer van Anela die steeds minder gelukkig is in zijn huwelijk en in zijn leven. ‘Zij, de bruid, zijn vrouw’ (zoals hij haar steeds aanduidt) is wanstaltig dik geworden en hij is een alcoholist. Hij ziet zich gedwongen werkt te doen dat hij niet wil. Zijn tekeningen worden namelijk steevast afgewezen door de uitgeverijen:

[…] maar hoe meer hij studeerde en tekende, hoe meer zijn passie afnam, en hoe meer zijn passie afnam, hoe treuriger hij werd, en hoe treuriger hij werd, hoe duidelijker hij begreep dat die die zekerheid die hij voelde als hij naar die trouwring om zijn vinger keek alleen maar een illusie was.

Hij schreeuwt inwendig om hulp, maar niemand uit het dorp, niemand uit zijn familie werpt hem een reddingsboei toe. Wij zien hoe het leven van deze man implodeert terwijl er geen vinger naar hem wordt uitgestoken. Zijn pijn wordt onze pijn. Terloops maakt Camurri ons deelgenoot van de zielenroerselen van diverse dorpsbewoners, alsof we er zelf ook al eeuwen wonen en eigenlijk wel al weten wat er speelt. Ondertussen legt hij haarfijn het buitengewone van het gewone in een mensenleven bloot. Daarin schuilt de ontegenzeggelijke kracht van deze verstilde roman.

Miriam Piters

Roberto Camurri – De menselijke maat. Vertaald door Manon Smits. De Bezige Bij, Amsterdam. 220 blz. € 21,99.