Nooit meer een vrij mens zijn

Wijdlopigheid meets oog voor detail in Door mijn schuld, de nieuwe roman van Désanne van Brederode. ‘Er viel een draad gesmolten kaas op zijn kin’ is zo’n detail. De ik-figuur ziet het en vertelt het ons in een boek dat juist gaat over de grote thema’s: schuld en boete, leven en dood, leugen en waarheid – en liefde, vooral liefde. Onvoorwaardelijke liefde.

Dat het de kin van vriend Ger is waar de gesmolten kaas aan blijft plakken, is dan weer een voorbeeld van de wijdlopigheid van de roman. Deze Ger is in feite niet meer dan een bijfiguur, ook al fungeert hij, zonder erg, als trait d’union tussen Gunnar en Miranda.

Gunnar de Wit is een man die overal tussenin bungelt. Zijn hele leven al. Die nergens echt bij hoort. Die behoorlijk wat voor zijn kiezen heeft gekregen… Maar daar nooit over heeft geklaagd. Die nooit verbitterd is geraakt.

Het is de oudste van de twee presentatoren van ‘die late’ talkshow die het zegt. De man over wie het gaat, Gunnar – ook wel Koen – de Wit, bekijkt het televisieprogramma in zijn gevangeniscel.

Hij is de moordenaar van Evert Oldenheuvel, maar zijn vrouw, zijn kinderen  en de schrijver Constant Verwoerd geloven dat hij onschuldig is veroordeeld. Een heel circus wordt opgetuigd. Zou zo’n aardige, voorkomende man in staat zijn om een moord te plegen?

Voor de man zelf (en voor de lezer) is dat geen retorische vraag, want ja, hij heeft zijn vriend Oldenheuvel omgebracht door hem een flinke kei tegen het achterhoofd te werpen. ‘Dit wordt geen whodunit,’ zegt hij al op bladzije 15. ‘Dit is een I-did-it.’ Het gebeurde in een opwelling.

Om die te verklaren heeft de schrijfster, althans haar hoofdpersoon, veel woorden nodig en zo wordt Door mijn schuld met gemak een boek van 359 bladzijden.

Is dat erg? Nee. Want Désanne van Brederode grijpt de lezer vanaf de eerste bladzijde bij de kladden. Door haar hoofdpersoon het verhaal te laten vertellen, de moordenaar van wie niemand gelooft dat hij tot moorden in staat is, de man dus van wie iedereen denkt dat hij onschuldig in de gevangenis zat, de man die na zijn boetedoening zijn misdaad nooit meer kan toegeven omdat hij dan pas echt van zijn voetstuk valt…, door hem als verteller op te voeren, betrekt ze de lezer in een duivels dilemma.

We voelen met hem mee als jongste in een intellectueel gezin dat zich koestert in een haast pathetische liefde voor de Scandinavische cultuur. Hij zet zich af tegen zijn milieu, hij heeft een leerprobleem en trouwt met een meisje met een sterk asociale achtergrond. De verteller is sympathiek, anders dan de koude kikkers van thuis die hem met nauwelijks verhuld laatdunken beschouwen.

Het schetsen van zijn achtergrond en het reageren van Gunnar daarop kan zonder twijfel wijdlopig worden genoemd, maar gaandeweg blijkt dat die wijdlopigheid voor het verhaal dat Désanne van Brederode, althans haar hoofdpersoon, wil vertellen noodzakelijk is. Hetzelfde geldt voor het veelvuldig gebruik van drie puntjes die een onaffe zin markeren… en die de lezer meeslepen naar de volgende gedachte, overweging, ontboezeming.

Liegen is het hoofdthema van deze roman, met name liegen om bestwil. Hoe kun je mensen die heilig in je onschuld geloven, de waarheid vertellen, zeker als het je kinderen zijn, je vrouw? Waar zadel je hen mee op? Natuurlijk is dat een vraag die eerder in de moordenaar had moeten opkomen, maar misschien komen zulke vragen niet in moordenaars op, je weet het niet.

Van Brederode heeft een fascinerende roman geschreven, waarin de beklemming niet zozeer wordt veroorzaakt door de vraag wie de moord heeft gepleegd, want dat weten we vanaf het begin, maar door het niet aflatende geloof van derden in de onschuld van de dader. Zelfs als hij alsnog zijn schuld zou bekennen, zou niemand hem geloven. Hoe kan hij op die manier ooit weer een vrij mens worden?

Frank van Dijl

Désanne van Brederode – Door mijn schuld. Querido.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP/De Tijd, 28 november 2009.