Alleen, zoals elke veteraan

Wat ze bovenal misten, de uit de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog teruggekomen jongens… de camaraderie.

‘Die verbondenheid, die samenwerking, echt’.

‘Dat je het samen doet, op elkaar past […]’

Walker, het centrale personage in Hier maak ik mijn stad van Robin Robertson, is een jonge man uit Nova Scotia, het dunbevolkte oosten van Canada, die midden jaren veertig als een van de weinige landgenoten terugkeerde na de moeizame bevrijding van Europa. Klaar met de strijd, weg van de puinhopen, half verdoofd van de gruwelijkheden die hij meegemaakt heeft, maar nog met een leven voor zich. Daar staat hij dan in New York, zonder zijn kameraden, zonder enige ondersteuning, maar zich ook bewust van de vrijheden en kansen.

Robin Robertson, gelauwerd Schots dichter (Scone, 1955), woonachtig in Londen, zette zich niet eerder aan een roman, tenminste als je Hier maak ik mijn stad zo mag noemen. Door de gelaagdheid, de muzikale zinnen en het raffinement van dit werk is de benaming prozagedicht passender.

Walker loopt. ‘Dat zit in zijn naam en zijn natuur’. En op die eerst aarzelende tochten door de voor hem totaal onbekende metropool, ontdekt de tijdens D-Day door een vreemd toeval in leven gebleven veteraan hoezeer New York verschilt van zijn oude leven thuis. Hij loopt door met de mortierinslagen nog in zijn oren en de beelden van zijn gruwelijk aan hun eind gekomen wapenbroeders op zijn netvlies, terwijl het stedelijke lawaai en geweld hem steeds opschrikken, geconditioneerd als hij is door alle oorlogservaringen.

Robertson wisselt de manieren hoe wij Walker tussen 1946 en 1953 volgen continu af. Zo valt te lezen hoe hij een onderkomen zoekt, door straten dwaalt, mensen ontmoet en vooral hoe hij zich verbaast over de haast niet te bevatten veel- en grootheid van alles. Hij luistert er naar jazz en gaat graag naar films, waarvan namen en titels de beschreven jaren verder kleuren.

Veel typografische ingrepen, misschien wel wat te veel, ordenen de sterk verschillende fragmenten, die met elkaar toch in staat zijn het zich voortbewegende verhaal van de getraumatiseerde en aan zijn lot overgelaten man te vertellen. Daarbij vlagen van herinneringen aan thuis, aan de bloedige strijd in Frankrijk, België en Nederland, briefjes en notities, confronterende ervaringen in de rauwe biotoop van de reuzensteden, maar ook zwartwit-foto’s van de desolate sfeer in het Amerika van die tijd (‘het stof vult de lange zonnestralen’).

Walker doet wat kennissen en halfvrienden op, bluft zich naar binnen bij een krant en ziet op die manier zelfs kans om als zelfbenoemd journalist naar Los Angeles en San Francisco te vertrekken. Een andere wereld dan New York, maar de mensen zijn er minstens zo arm en kansloos, wat in dit boek vooral tot uitdrukking komt in Walkers persoonlijke missie het verhaal van de daklozen en zwervers te schrijven, die het slachtoffer werden van megalomane stadsvernieuwingsprojecten, waarbij hele wijken werden gesloopt en snelwegen werden aangelegd. Werken aan volkshuisvesting werd er toentertijd zelfs gezien als ‘sluipend socialisme’. De menselijke ellende werd op de koop toe genomen en ook voor onherstelbaar architectonisch verlies was geen aandacht.

Kijk, het gaat tegenwoordig allemaal om ‘functionaliteit’,
en dat is snelheid, efficiëntie en winst.
Ze noemen het ‘grote schoonmaak’
om de ‘misdaad’ uit te roeien – ze bedoelen zwarten – om de stad
uit te roken en te ontsmetten, tegen ‘ziektes’
– ze bedoelen de zwarten en de armen –
om ‘sloppenwijken’ en ‘achterbuurten’ te slopen – ze bedoelen
de huizen en buurten van de zwarten, armen en ouderen.’

Robertsons boek is door zijn uitzonderlijke opzet niet alleen een ambitieus literair spektakelstuk, maar ook een imposante manier om een goeddeels vergeten fragment van de Amerikaanse geschiedenis te vertellen. Nog maar zo kort geleden waren de ergste vormen van racisme, inclusief achteloos weggewoven lynchpartijen, de hysterische jacht van McCarthy-aanhangers op ‘de rooien’ en tot in het absurde doorgevoerd geloof in the survival of the fittest er aan de orde van de dag. Natuurlijk komt dan ook snel de gedachte op of de Verenigde Staten zich in onze tijd niet opnieuw op die heilloze weg aan het begeven zijn, waarbij ongelijkheid en achterdocht steeds extremere vormen aannemen en dat dat allemaal nog normaal gevonden wordt ook.

‘Daarboven…’ gebaarde hij naar de stralende
sieradenpracht van de torens,
het verspilde licht van penthouses en suites,
‘…zitten alle meisjes en al het geld.
Wij zitten hierbeneden waar we thuishoren, op voordeeltjes te loeren,
schaduwen te vreten.’

André Keikes

Robin Robertson – Hier maak ik mijn stad. Vertaald door Hans Kloos, Querido, Amsterdam. 240 blz. € 20,99.