Maarten ’t Hart, driekwart eeuw oud, wordt door Nick Muller geïnterviewd voor HP/De Tijd over zijn leesverslaving. In het interview worden vooral schrijvers en boeken genoemd die hij wel goed vindt al krijgt Connie Palmen voor de zoveelste keer een paar sneren en kan Grand Hotel Europa ’t Hart niet echt bekoren:

Ook het hoofdthema spreekt mij niet aan. Na twee bladzijden weet ik wel dat het massatoerisme ons continent verpest. Daar hoef je niet nog zo’n zeshonderd pagina’s over door te gaan. Ik kan me er ook niet in herkennen: ik heb helemaal geen last van massatoerisme. Als ik door de buurt fiets of in mijn moestuin werk, dan zie ik nooit een toerist.

De niet overmatig met prijzen bedeelde schrijver komt echt los als Muller de literaire prijzen aan de orde stelt:

Die jury’s zijn meestal een allegaartje van mensen die voor de krant schrijven, een paar academici en – als het een Nederlandse literatuurprijs is – een Vlaming. Met zulke jury’s krijg je ook rare bekroningen. Want wie geeft de P.C. Hooftprijs nu aan Astrid Roemer? Dan ben je niet goed snik. Ze heeft die prijs enkel gekregen omdat ze een vrouw is en afkomstig is uit Suriname, daar ben ik zeker van, niet omdat ze zo’n verdienstelijk schrijfster is, want dat is ze niet. En de Libris Literatuur Prijs voor Een goede zoon van Rob van Essen? Dat begrijp ik met alle wil van de wereld niet. Dat is echt een saai boek.

Wie het hele interview wil lezen kan hier (€) terecht.