Paranoia in de Caraïben

Vlak voor het jaareinde bereikte ons nog Speech van de dode moeder, een theatermonoloog van de in Praag wonende Cubaan Carlos A. Aguilera (Havana, 1970). Het boek werd vertaald door Nanne Timmer, die Latijns-Amerikaanse cultuur en literatuur doceert aan de universiteit van Leiden en eerder al Twaalf verhalen en een revolutie samenstelde, een bundel met verhalen van Cubaanse schrijvers. We kunnen dan ook wel stellen dat Timmer als een autoriteit geldt op het gebied van het communistische eiland in de Caraïben.

Dat de meningen over Cuba verdeeld zijn, hoeven we u niet te vertellen. Wat de een als een anachronistische dictatuur beschouwt, is voor de ander een arbeidersparadijs of tegenwoordig vooral gewoon een subtropische vakantiebestemming. Wat kan het de doorsnee toerist die voor een strandvakantie naar Varadero gaat ook schelen wie er aan de touwtjes trekt in Havana? Zolang de zon maar schijnt en de mojito’s blijven vloeien.

Uit de inleiding komt een genuanceerd beeld naar voren. Zeker, Cuba heeft een eenpartijstelsel, kent geen echte vrije verkiezingen en hanteert nog altijd een – weliswaar sterk versoepelde – censuur. Anderzijds is het leven er lang niet alleen kommer en kwel. Op literair gebied biedt Cuba bijvoorbeeld veel ruimte voor experiment omdat het uitgeefbedrijf er genationaliseerd is en bijgevolg niet aan een commerciële logica beantwoordt. Aguilera is een van de avant-gardistische schrijvers die in dat klimaat konden gedijen. Er wordt ook vrij veel gelezen in Cuba: zo bestaat er een belangrijk informeel circuit waarin mensen boeken en usb-sticks met pdf’s uitwisselen. Door de voormalige banden met de Sovjet-Unie circuleerden er veel Spaanse vertalingen van boeken uit voormalige Oostbloklanden. Misschien heeft Aguilera zo ooit wel kennisgemaakt met de vrolijke gekte van de Rus Daniil Charms (1905-1942), in wie je een geestverwant kunt zien.

Er wordt een zekere openheidspolitiek gevoerd, een Cubaanse glasnost zo u wilt. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit het voorbeeld van Senel Paz, auteur van Aardbei en chocola, die ondanks zijn kritische houding altijd in zijn vaderland is blijven wonen en werken. Het neemt echter niet weg dat Latijns-Amerikanen vaak anders tegen Cuba aankijken dan Europeanen. Toen we eind 2017 de in Parijs woonachtige Venezolaanse auteur Rodrigo Blanco Calderón interviewden, verwonderde die zich erover dat zoveel Franse studenten een poster van Che Guevara boven hun bed hangen, terwijl het Cubaanse regime het zeker in de beginjaren volgens hem niet zo nauw nam met de mensenrechten van homo’s en andere minderheden. Cuba laat zich met andere woorden niet zo gemakkelijk vatten met clichés.

Over naar het boek zelf. Zoals gezegd is Speech van de dode moeder een theatermonoloog waarin slechts één personage aan het woord komt: de moeder zelf. Zij blijkt een waanzinnige vrouw te zijn die uitgebreid haar beklag doet tegen de zoon en de vader, twee wil- en stemloze personages. In die optiek kunnen ze worden beschouwd als meelopers, kritiekloze onderdanen die zonder morren doen wat de Staat van hen vraagt. De moeder betaalt voor haar ‘vrijheid’ – het besef van het bestaan van bepaalde paranoïde (!) machtsstructuren die ons doen en laten controleren – een hoge prijs: al snel blijkt dat ze zelf aan achtervolgingswaanzin lijdt en bijvoorbeeld in katten spionnen ziet.

De grens tussen politiek bewustzijn en zuivere paranoia is met andere woorden vaag:

Een kat. Een spion in mijn eigen huis, zoals de echte meneer de machinist een keer zei. […] Van die Russische katten hebben ze de totale Staat gemaakt, de hand die alles aanstuurt. Daarom geven ze dit soort katten cadeau (soms met streepjes, soms met vlekken), zodat ze alles in de gaten houden.

Als het been van de moeder na een val moet worden geamputeerd omdat ze op de trap over een kat struikelde, ziet ze daarin de bevestiging van haar vermoedens. En dat doet natuurlijk weer de vraag rijzen hoe ons beeld van de werkelijkheid wordt verstoord of aangestuurd.

Toch heeft de moeder nog momenten van helderheid, bijvoorbeeld wanneer ze het volgende verzucht: ‘Iemands droom vernielen is net zoiets als diegene verpletteren als een kakkerlak.’ Dat is geen banale opmerking, want in feite is het afpakken van iemands dromen dé essentie van onderdrukking. Of ze haar strijd tegen de Staat zal winnen, valt te betwijfelen, maar ze heeft wel haar statement gemaakt en verlaat niet in stilte het toneel: op het einde schiet ze met een jachtgeweer in de lucht.

Moeten we dit boek lezen als kritiek op het regime? Volgens Timmer zou het jammer zijn om het daartoe te reduceren, al lijkt het voor de hand te liggen om in de moeder een figuur te zien die zich verzet tegen de almachtige Cubaanse staat, zeker als je als lezer de reflex hebt om de ‘Russische tweeling’ waarvan sprake bijvoorbeeld te associëren met Guevara en Castro. Het gevaar dreigt inderdaad dat je met oogkleppen gaat lezen en blind wordt voor de andere aspecten van dit boek omdat je de tekst volledig met die politieke interpretatie probeert te laten stroken. Meer nog dan door de Staat worden we bijvoorbeeld in het oog gehouden door alwetende internetbedrijven als Google of Facebook, en waarom zou deze tekst bijvoorbeeld niet in die optiek kunnen worden geïnterpreteerd? Al zou je dan ook kunnen tegenwerpen dat Cubanen slechts beperkte toegang tot het internet hebben en misschien daarom – paradoxaal genoeg – wellicht méér privacy hebben. Eigenlijk is de enige mogelijke conclusie dat de werkelijkheid complex en genuanceerd is; met een simplistische visie of holle politieke slogans kan je Speech van de dode moeder niet benaderen. Het is een boek dat de lezer eigenlijk uitnodigt om niet in dezelfde val als de moeder te trappen en ook andere interpretaties te overwegen.

Daan Pieters

Carlos A. Aguilera – Speech van de dode moeder. Vertaling uit het Spaans en inleiding door Nanne Timmer. In de knipscheer, Haarlem. 72 blz. € 15.