Een evenwichtig relaas over een schrijver en zijn werk

Minnebrieven aan Maarten van Elsbeth Etty is een titel die enige toelichting behoeft. Natuurlijk denkt iedereen meteen aan Multatuli’s Minnebrieven en daarmee zijn we al een eind op de goede weg. Want hoewel Multatuli daadwerkelijk min of meer de briefvorm hanteert (en Etty niet), gaat het hem niet zo zeer om zijn liefde voor Fancy of Tine, maar vooral om zijn wereldbeeld en poëtica nader te duiden. Het zijn dus eerder liefdesbrieven aan zijn eigen leven en werk.

Elsbeth Etty heeft naar eigen zeggen haar Minnebrieven ook geschreven uit liefde voor het werk van Maarten ’t Hart. Zij koppelt ’t Harts biografie aan zijn werk en dat doet ze weidser dan ooit iemand vóór haar. Natuurlijk, door de decennia heen hebben critici het werk van Maarten ’t Hart veelvuldig aan zijn persoonlijke geschiedenis gekoppeld. Etty toont in haar boek niet alleen aan dat dat volkomen terecht is, maar ze gaat ook verder.

Zo betreurde de criticus Wam de Moor het in 1994 dat de roman De droomkoningin niet teruggreep op de ervaringen van de schrijver. De Moor vond het problematisch dat ’t Hart kennelijk weigerde over de intimiteit van zijn eigen huwelijk te schrijven, terwijl hij zelf altijd beweerde: ‘Ik kan alleen schrijven over wat ik zelf heb meegemaakt’. Etty toont vervolgens met een beroep op interviews en andere teksten aan, dat ’t Hart in deze roman juist ‘volop uiting [geeft] aan zijn bezwaren tegen het huwelijk.’ Overigens, toen Etty de schrijver ernaar vroeg, antwoordde hij dat de bezwaren die hij tegen hét huwelijk had, niet opgingen voor zíjn huwelijk, enkele buitenechtelijke escapades ten spijt.

De werkwijze van Etty is mede ingegeven door het feit dat ’t Hart er absoluut geen zin in had om (net als Remco Campert) jarenlang iedere vrijdagmiddag een vragende biograaf over de vloer te hebben. Haar boek bevat niet alleen de neerslag van een aantal gesprekken en natuurlijk van de baaierd aan geschreven materiaal van en over Maarten ’t Hart, Etty heeft ook middels een briefwisseling allerlei wezenlijks aan de schrijver voorgelegd, waarop die, eveneens uitgebreid, reageerde.

Minnebrieven aan Maarten kent vier hoofdstukken: ‘Terug naar Maassluis’ (over jeugd en opleiding van de schrijver), ‘Bedriegen of bedroeven’ (over huwelijk, ontrouw en travestie), ‘Tot kwellen geneigd’ (over kwelling in de Bijbel en het leven) en ‘De vrolijke provocateur’ (over zijn scherpe columns en essays).

Een van de vragen die Etty opwerpt is hoe het toch komt dat Maarten ’t Hart in woord en geschrift zo veel ergernis oproept? Natuurlijk, voor een deel komt dat voor rekening van zijn eigen behoefte tot provoceren. Etty citeert bijvoorbeeld uit Het roer kan nog zesmaal om uit 1984:

Dat mijn antifeministische geschrift De vrouw bestaat niet nog veel bitser zou worden bejegend dat enig vroeger werk had ik zonder meer ingecalculeerd en vormt tot de dag van vandaag een bron van grote voldoening.

Maar ook het feit dat de schrijver nou eenmaal écht heel veel weet, kan mensen bijzonder irriteren. Aardig is te lezen wat Karel van het Reve over hem schreef. ’t Hart studeerde destijds in Leiden biologie, maar volgde uit belangstelling ook colleges over Toergenjev bij Van het Reve. Etty citeert in haar boek uitgebreid uit Van het Reves artikel ‘Leerling en meester’. In een passage voorafgaand aan dat citaat verhaalt Van het Reve over hun eerste kennismaking:

Een tijdje geleden gaf ik een jaar lang college over Toergenjev. Ik raadde de toehoorders aan om gedurende de cursus de dingen van Toergenjev die ik ging bespreken te lezen, maar ik kreeg niet de indruk dat iemand dat ook deed. Tot er opeens een jongen opstond en een vraag stelde. Ik trad met hem in debat, en toen bleek dat hij álles van Toergenjev gelezen had. Ik raakte in vuur, en in het vuur van het debat wierp ik hem een Russisch citaat toe. ‘Ik ken geen Russisch,’ zei hij, ‘ik ben geen slavist.’ ‘Wat bent u dan?’ vroeg ik. ‘Bioloog,’ zei hij.

Het is deze combinatie van grote eruditie en een gebrekkig ontwikkelde bescheidenheid die mensen tegen hem in het harnas jaagt. Van het Reve, die zich overigens niet ergerde, maar juist een bewonderaar was: ‘Ook weet hij niet alleen alles, hij laat ook merken dat hij alles weet.’

Etty eindigt haar boek met de rol van ’t Hart in de zaak Lucia de Berk, de Haagse verpleegster die in 2004 ten onrechte tot levenslang werd veroordeeld wegens de moord op zeven patiënten. ’t Hart krijgt aandacht voor de zaak als hij tijdens een van de zittingen de officier van justitie hoort zeggen: ‘U bent zo geraffineerd te werk gegaan dat er geen sporen zijn.’ ’t Hart schrijft daarover in Dienstreizen van een thuisblijver (2011):

En toen dacht ik: maar als dit een valide manier van redeneren is, dan kun je iedereen overal van beschuldigen. Zo meteen loop ik de rechtszaal uit en word ik aangehouden door twee agenten.
‘U bent gearresteerd voor moord.’
‘Moord op wie,’ vraag ik.
‘U bent zo geraffineerd te werk gegaan dat we dat nog niet weten.’

’t Hart moet zich over zijn schroom om zich te engageren heen zetten, maar komt uiteindelijk toch in actie. Hij schrijft in kranten en verschijnt op tv, doet alles om deze gerechtelijke dwaling aan de kaak te stellen. Met succes: Lucia de Berk werd in 2008 vrijgelaten en in 2010 definitief vrijgesproken. Waarna Elsbeth Etty dit laatste hoofdstuk afsluit met iets dat haast een verzuchting lijkt:

Sinds zijn inzet voor Lucia de Berk is Maarten ’t Hart voor mij ook een buitenliteraire held.

Het onderwerp van je geschrift als ‘held’ neerzetten, doet de vrees opkomen voor positieve vooringenomenheid. Toch is Minnebrieven aan Maarten geen hagiografie geworden. Etty stelt in haar ‘Verantwoording’ dat zij wilde aantonen hoe nauw het verband tussen leven en werk van Maarten ’t Hart is. Ze heeft haar visie en vragen daarover ongeremd aan de schrijver voorgelegd. Maar nergens heeft zij de antwoorden die zij kreeg klakkeloos voor de waarheid gehouden. ‘Ook in minnebrieven kan men liegen,’ stelt zij. ‘De […] gestelde vragen leveren dus niet per se eerlijke antwoorden op. Maar ook in leugens geeft iemand zich bloot.’ Als er één visie in het boek doorklinkt, is het die van Etty en niet die van ’t Hart. Het feit dat ze hem in de slotzin ‘deze grote, beminde schrijver’ noemt ten spijt, is Minnebrieven aan Maarten een evenwichtig relaas over een schrijver en zijn werk.

Jan de Jong

Elsbeth Etty – Minnebrieven aan Maarten. Over Maarten ’t Hart en zijn oeuvre. Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen. 152 blz. € 20,00.