Beloften van de wind

Jan van der Haar vertaalde ‘Epitaaf’ van Giorgio Bassani, die vooral bekend werd door De tuin van de Finzi-Contini’s. Hij schreef ook poëzie, evenals zijn vertaler die een motto van Bassani koos voor zijn derde bundel Eerst de bries, daarna de bomen.
Het motto gaat zo:

Ik ga als de wind langs de linkeroever
van de Magra waar de wind de kruinen
van de wilgen in de war maakt waar de witte
armen van de populieren stilzwijgend roepen
in het licht

Ook een tweede motto, van Chr.J.van Geel, gaat over wind:

Een boom alleen tussen de bomen,
[…]
ik krimp ineen tot bijna wind,
[…]
weg in de lucht gevlucht.

De weggelaten regels, ‘tussen de boompjes, gras en grint.’ bijvoorbeeld, leiden volgens Van der Haar kennelijk af van waar het hem om gaat: de wind. De dichter is geboren in St. Maartensdijk, gemeente Tholen, waar de wind waait. Hij studeerde Nederlands en Italiaans en verhuisde naar Utrecht waar hij deel uitmaakt van het Utrechts Stadsdichtersgilde.

Adriaan van Dis schreef: ‘Ook Jan beroert ons met zijn woordenwind. Hij omvaamt, kietelt, beukt, jeukt, neukt, breekt in, krabt open, verwart en als je houvast zoekt, vlucht hij in de ironie.’
Tom van Deel was heel wat minder enthousiast: ‘Weinig imponerende, gemakzuchtige poëzie.’ Van Deel hield niet zo van humor en ironie. Ongetwijfeld zou hij bij het volgende gedicht gesproken hebben van gemakzucht vanwege het anekdotische karakter:

Elektriciteit

Nog voor ik de wasserette in liep
voelde ik de bui al hangen door de
onbeduidend ogende jongeman die
even opkeek bij mijn binnenkomst
maar geen sjoege gaf. Even later
lachte hij toen hij erlangs moest en
de ruime hals van zijn shirt toonde
met het donkerblonde lichaamshaar
en de fik stak in de hooimijt in mij.

Ook de regeleinden ‘de’, ‘die’, ‘en’ zouden zijn waardering niet kunnen wegdragen. Ik begrijp hem wel, maar ik begrijp ook Van Dis als ik ‘Het Hogelandse Park’ lees:

Ik ga naar je toe via diverse aders.
Het transformatorhuisje lokt me uit
mijn bel-etage naar de avondzoelte.

Ik laat een vleermuis sfeer aftasten
en als de krekel in der minne schikt
wil het. Ik drentel tussen wijzende

bomen, stuit op een stelletje dat mij
naar mijn naam vraagt. Ik leer dat ik
geen Jan behoor te heten maar Jeroen

dat de oorsprong elders blijkt te liggen.
Onverrichterzake steek ik de sleutel
weer in het slot van mijn herenhuis.

Hier zijn de metaforen poëtisch werkzaam; vooral de slotregels zijn treffend.

Waar is de wind? In het titelgedicht ‘Op naar goud’ is er ‘Geritsel van de wind in bomen zilvert / sedert mensenheugenis. Eerst de bries / daarna de bomen – alles op zijn tijd.’ De assonantie van de i is effectief. Verder in het gedicht staat: ‘De wind spreekt oertaal / die hij zelf niet kent. Uit de oersoep. / Mogelijk verzilver je bij een esinti // maar verguld je daarin stellingname.’ (esinti is Turks voor bries) Dit is toch echt poëzie.

In de tweede afdeling van de bundel gaat het over Italiaanse plekken en begrippen, Colosseum, Vaticaan, Leopardi en natuurlijk mooie jongens. Op de voorplaat zien we Narcissus van Caravaggio. Vooral de knie is opvallend (‘die zoekt naar wonderbare evenknie’). Het bloed uit Holofernes’ hals wordt ejaculerend genoemd; ook een schilderij van Caravaggio. ‘Porno met stijl’ noemt de dichter het. Dat geldt ook voor veel van zijn gedichten.

Remco Ekkers

Jan van der Haar – Eerst de bries, daarna de bomen. IJzer, Utrecht. 64 blz. € 16,50.