Eten als een armoedzaaier

Het moet heel confronterend zijn om van ver te komen, uit kringen van kanslozen, en dan na een academische studie en banen op hoog niveau toch te moeten constateren dat je er niet bij hoort, dat aan je ‘af te lezen’ is hoe de vroegere armoede nog steeds in je zit. Claudia Durastanti, geboren in New York, tegenwoordig wonend en werkend in Londen, maar een telg van het arme zuiden van Italië, waar ze een deel van haar jeugd doorbracht, kenschetst in haar ambitieuze roman De vreemdelinge armoede als een ziekte. Het is niet alleen een sociale toestand, maar een kwaal die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Ook bereikte welstand, zelfs toekomstige rijkdom zal dat niet kunnen herstellen.

‘Zorgen dat iedereen in de startblokken dezelfde kansen heeft is niet altijd genoeg’, schrijft ze, ‘want er is een verschil, verscholen binnen in degene die deelneemt aan de wedstrijd, een verschil dat vaak wordt genegeerd’. En ze onderstreept dat het hem niet eens zit in het verlangen om ergens aan te komen, ‘of dat je wilt aankomen waar iedereen denkt dat je naartoe wilt’. Mensen die nooit in armoede hebben geleefd denken er waarschijnlijk niet eens over na, maken hun keuzes op hun gevoel of ze ambitie tonen of juist op hun plek blijven, waar alles aanwezig is voor een comfortabel bestaan.

In het eerste deel van haar autobiografische roman De vreemdelinge schetst Durastanti, schrijver, literair vertaler en journalist voor La Repubblica, de kenmerken van haar familie. Met een zekere distantie, als een antropoloog, maar niettemin voortdurend in de wetenschap dat ze een van degenen is die ze van alle kanten onderzoekt. Beginnend met haar ouders, die allebei doof waren en daarmee extra kwetsbaar in een weinig empathische samenleving. Van gebarentaal wilden beiden niets weten, hun doofheid werd zo veel mogelijk gemaskeerd door uitgesproken gedrag, dat even gemakkelijk voor asociaal als voor excentriek kon doorgaan.

In haar intelligente, zelfbewuste stijl, doorspekt met associatieve aanhalingen en literaire verwijzingen, laat ze haar lezers kennismaken met een achtergebleven wereld van brute macho mannen en op zichzelf teruggeworpen vrouwen, waarin een relatie tussen man en vrouw vooral een overlevingsvorm was. De kinderen kregen in die constellatie de kans op een vrij en tamelijk anarchistisch bestaan, waarbij voor Claudia haar broer van het grootste belang bleek:

Als mensen me vragen van wie ik heb geleerd met te uiten, als een kind met geëmigreerde grootouders die een nogal gebroken taalgebruik hadden, en met ouders die me niet konden corrigeren als ik iets verkeerd uitsprak, realiseer ik me dat de eerste taal die ik leerde de taal was van de eerste persoon die ik liefhad: het melodieuze, onbelemmerde Italiaans van een jongetje dat zes jaar ouder was dan ik, een taal die hardnekkig beschermd werd terwijl die door niemand om ons heen werd gesproken zonder een zwaar accent, in een regio waarin dialect spreken onlosmakelijk verbonden was met je afkomst. De taal van een tiener ontleend aan Italiaans nagesynchroniseerde tv-films, nog fris, naïef en lief, de stem van mijn broer die af en toe nog steeds de mijne is.

In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, toen de westerse wereld grote stappen zette, bleef het onherbergzame zuidelijkste deel van Italië ver achter. Claudia leefde er na de scheiding van haar ouders met alleen haar moeder en broer als een van die onbegrepen Amerikanen, als vreemdeling. Zoals ze zich in New York al net zo weinig opgenomen en geborgen had gevoeld. En later na haar vertrek naar het in verwarring verkerende post-Brexit Londen evenmin.

Ze wijst op de vele Europese emigranten van de twintigste eeuw, die ‘een hele bibliotheek’ hadden ‘om steun in te kunnen zoeken’. Ze hadden bovendien een gemene deler: de vlucht voor oorlog en geweld. De hedendaagse emigrant moet het alleen doen en wordt bovendien als ergerlijk ervaren, in veler optiek ten onrechte klagend vanuit een kosmopolitisch privilege.

Waar Zadie Smith in haar roman NW uit 2012 de buitenstaanderspositie van nieuwkomers in multicultureel Noord-West Londen een stem geeft, kijkt Claudia Durastanti vanuit Oost-Londen naar haar nieuwe wereld:

In East London wonen is alsof je een rol speelt in een sciencefictionfilm van veertig jaar geleden waarin er een beeld werd gevormd van de toekomst die er nu is.

Geen stad om je thuis te voelen, in niets gelijkend op het vroegere Zuid-Italië, maar armoede is overal, al was het maar in eigen hoofd. Hier geen vanzelfsprekende rol in een kring van opa’s en en oma’s, ooms, tantes, neven, nichten en andere personen die ze geacht werd als familie te beschouwen, buurjongens en -meisjes, vriendjes en vriendinnetjes, vrienden van vrienden, buren van vrienden en vrienden van buren. Om later vast te stellen dat ook het dorp van haar kinderjaren met zijn tijd is meegegaan. Dat wil zeggen na het overlijden of vertrek van de oude bewoners is overgenomen door nieuwkomers zonder wortels. Afrikaanse vluchtelingen, cliënten van een herstelkliniek, voormalige drugsverslaafden, jongeren uit disfunctionele gezinnen of met ernstige psychiatrische klachten. Waar maar mee gezegd is: vreemdelingen zijn in onze jaren overal.

Naarmate De vreemdelinge vordert, verschuift het perspectief van Durastanti meer en meer van terugblikken en feitelijkheden naar vrijelijk filosoferen, al weeft zij daar steeds wel geraffineerd haar eigen geschiedenis en die van haar familie doorheen.

Het is toch gek: er is zoveel solidariteit tussen vrouwen, LGBTQ, arme mensen en vluchtelingen uit allerlei landen maar zodra er een lichamelijk gebrek bij komt kijken, het verlies van een ledemaat of een zintuig, dan hebben we het ineens niet meer over identiteit maar over verminderde validiteit Naar academische congressen over gehandicapten gaan alleen mensen die het zelf zijn of een gehandicapt familielid hebben; de empathie stopt bij de integriteit van het lichaam, ook bij culturele studies.

Ze denkt kortom na over wat achterstand, een handicap en afhankelijkheid met mensen doet, wat het met haar zelf heeft gedaan, wat er voortkomt uit zo’n getroebleerde jeugd, welke invloed het heeft op haar liefdesleven en wat je uiteindelijk een ‘geslaagd bestaan’ mag noemen. Het blijkt niet weinig. ‘Je eet als een armoedzaaier,’ had haar eerste werkgever maar meteen tegen haar gezegd.

André Keikes

Claudia Durastanti – De vreemdelinge. Vertaling Manon Smits, De Bezige Bij, Amsterdam. 288 blz. € 22,99.