Vitaliserende gedachtes over onze eindigheid

De rubriek Het Einde verscheen drie jaar lang op vrijdagen op de achterpagina van De Standaard der Letteren. Katrien Steyaert en Gaea Schoeters bevroegen schrijvers over hun verhouding tot ons aller sterfelijkheid. Eind mei verscheen de laatste aflevering. Wekelijks een bespiegeling op onze vergankelijkheid was al een feestje, maar nu ligt er een kloeke bundel met alle 119 interviews.

Hoe paradoxaal het ook moge klinken: dit intieme boek vol persoonlijke reflecties op de inherent tragische dood werkt intens vitaliserend. Gesprekken over het uiteinde zijn immers al gauw gesprekken over de leidende principes in je leven. ‘Over wat waardevol is. Over schoonheid, liefde, kunst en troost.’ Iedere schrijver vertrouwt ons zijn diepste zieleroerselen toe en biedt ons ‘woorden die ons iets meer vat geven op die ongrijpbare dood’. De gesprekken cirkelen rond het vraagstuk van memento mori (gedenk te sterven) en het is dan ook niet vreemd dat veel schrijvers hun antwoorden met Socrates, Seneca, Sartre en Camus optuigen. Ze roepen vragen op die ons stil doen staan bij onze keuzes, voorliefdes en doelen. Wat is echt belangrijk voor jou? Wat wil je in de beperkte tijd in dit ondermaanse bereiken? Wat maakt het de moeite om in leven te blijven?

Schoeters en Steyaert overstijgen clichés, vermijden voyeurisme en beroeren de oervragen over die onvermijdelijke ervaring die ons allen te wachten staat. Het is een schot in de roos om juist schrijvers aan het woord te laten. Zij verhouden zich in hun dagelijkse werk meermalen tot dood, lijden en verdriet. En zij weten als geen ander inspirerende woorden te geven aan de eindigheid. We krijgen niet alleen overpeinzingen over hun schrijverschap of de verliezen die ze persoonlijk geleden hebben, maar velen van hen wagen zich ook aan een vooruitblik op hun laatste momenten, zoals David van Reybrouck:

Ik wil steeds lichter worden, zoals een tentje dat je leeghaalt nadat je erin gekampeerd hebt, tot iets, mijn gezondheid wellicht, de piketten uit de grond trekt. Dan mag ik weg.

Ze bedenken wat zij in hun laatste weken, dagen, uren zouden willen doen (de meerderheid zou het liefst in het harnas sterven achter de schrijftafel), hoe ze begraven willen worden: zoals Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Op zijn minst een staatsbegrafenis met zestien gitzwarte hengsten’. Of hoe ze hopen dat de begrafenis zal zijn, zoals Gaea Schoeters:

mijn koffietafel zal sowieso uitmonden in drama: een partouze, een vechtpartij of beide. Lijkt me gepast. Ik ga maar één keer dood, dus ik eis veel volk, veel tranen en luister. Doodgaan is niet redelijk, het is een catastrofe. Alles wat is, stopt. Daar hoort ook opera bij, een totaal overspannen theatraal genre, en de enige vorm die groot genoeg is om zo’n tragedie te vatten. Op mijn begrafenis geen ingetogen Vlaamse ‘innige deelnemening’, op het horloge kijken en denken: duurt het nog lang voor we aan de sandwiches kunnen beginnen?

Een grote gemene deler is dat de schrijvers heel bewust het leven koesteren. Het memento mori leidt niet tot een hedonistisch carpe diem, met een leven vol drank, feesten en genot. Ondertussen grossieren ze in luisterrijke aforismen, hetzij van henzelf, hetzij van andere schrijvers. Zoals Ignaas Devisch die Pessoa aanhaalt: ‘geef me nog wat wijn/want het leven is niets’. Of Joke Hermsen: ‘de dood zit in het leven zoals het klokhuis in een appel.’ Of Hilary Mantel: ‘De scheiding tussen leven en dood is zo dun dat je je hand erdoor kunt steken.’ Of Maud Vanhauwaert: ‘Ik wou dat ik een seismograaf had om suïcidale trillingen op te vangen’.

Het einde en hoe het te overleven doet op het eerste gezicht morbide en depressief aan, maar het boek vormt, hoe ironisch ook, het ideale verjaardagscadeau aan al wie je liefhebt. Je geeft niet alleen bezinning en troost, maar vooral urgentie, inspiratie en voer voor eindeloze gesprekken. Het lezen over sterfelijkheid wekt vanzelf het verlangen op om nu eens echt met je dierbaren te contempleren over wat er wegvalt in het aangezicht van de dood en wat als een huis overeind blijft te staan.

Miriam Piters

Gaea Schoeters en Katrien Steyaert (red.) – Het einde en hoe het te overleven. 119 schrijvers kijken de dood in de ogen. Polis, 336 blz. € 24,50.