Aanbevolen door Stephen King

Volgens The New York Times is American Dirt – in de Nederlandse vertaling weinig creatief omgekat tot Wie omkijkt – ‘een verpletterend verhaal over onheil, overlevingsdrang en liefde’. Van dat allemaal ben ik niet helemaal zeker, maar Jeanine Cummins’ debuutroman heeft zeker een verpletterend begin. Op een familiefeest in Acapulco, Mexico, wordt een hele familie van zo’n zestien personen uitgemoord. Alleen Lydia en haar achtjarige zoontje Luca overleven – haar echtgenoot, moeder, ooms, tantes, neven en nichten worden allen neergemitrailleurd door mannen van het drugskartel. En waarom? Omdat Lydia’s echtgenoot Sebastián een journalist is die onwelgevallige stukken gepubliceerd heeft over La Lechuza, de baas van Los Jardineros, het drugskartel dat Acapulco teistert.

De openingsscène is overweldigend. Filmisch beschrijft Cummins hoe Lydia en Luca aan de moordlust van de narcos ontsnappen; je zit op het puntje van je comfortabele stoel te lezen. Lydia beseft dat ook zij en haar zoontje dood hadden gemoeten, en in een combinatie van shocktoestand, blinde paniek en een mespuntje rationeel denken vluchten ze weg van de plek des onheils. Ultra-spannend is ook de volgende scène: kan ze hun opvallende oranje Volkswagen Kever uit 1974 gebruiken of zit er een boobytrap onder of in? Onder de ruitenwisser zit een briefje:

Eén woord, geschreven met een groene stift: Boe!

Ze maken dat ze wegkomen, maar waar naartoe? Er is maar één optie: El Norte, de Verenigde Staten. Daar komt bij dat Lydia bevriend is geraakt met El Lechuza, die haar regelmatig in haar boekwinkel opzocht. Zij kent hem, deze Javier Crespo Fentes, er ontspon zich zelfs een vlinderachtige verliefdheid – maar nu maakt hij jacht op haar en haar zoon en moet Lydia dealen met een afschuwelijk schuldgevoel. Wie omkijkt is een roadnovel, maar dan een van een bijzondere soort: hun vervoermiddel is La Bestia, de goederentreinen die naar het noorden rijden. Duizenden migranten, op zoek naar iets van een leven in El Norte, uit Guatemala en Honduras, reizen op het dak van deze treinen dwars door Mexico. Het is een huiveringwekkende tocht, want ook de meeste politieagenten en overheidsdienaars staan op de loonlijst van de drugskartels. Mexico is hopeloos. Cummins beschrijft op pijnlijk realistische wijze hoe Lydia samen met al die arme drommels de helletocht naar de grens met Noord-Amerika ondergaat. Het zijn barre en gruwelijke omstandigheden, die menig mensenleven kosten. Dat is dan ook helemaal niks waard, zo maakt Jeanine de lezer wel duidelijk.

Nadat Lydia en Luca, samen met de Hondurese meisjes Soledad en Rebeca de weerzinwekkende treintocht overleefd hebben, wacht hen nog een driedaagse tocht door de Sonora-woestijn om het relatief veilige Noord-Amerika te bereiken. Wie omkijkt – goed, maar niet vlekkeloos vertaald (‘een vertrouwt maniertje’) – ontrolt zich als een nagelbijtend spannende roman, waarin Cummins bovendien haar karakters, in het bijzonder Lydia en Luca, van diepte voorziet door in hun hoofd te gaan zitten. De radeloosheid, angst, maar ook Lydia’s mededogen met het lot van anderen is bijzonder treffend neergezet. Wat Wie omkijkt nog extra bijzonder maakt is de research die de New Yorkse auteur heeft verricht. De details en de feiten rondom de Midden-Amerikaanse migranten zijn ronduit duizelingwekkend. Goed om via een werk van fictie hiervan kennis te nemen. Toch is haar research niet feilloos als het gaat om de oranje Volkswagen Kever:

In de kofferbak vindt ze Sebastiáns nette bruine vest, dat ze ook in de tas propt. Er ligt nog meer: een basketbal, die ze daar laat, en een vuil T-shirt, dat ze meeneemt. Ze slaat de achterklep dicht en loopt weer naar de voorkant van de auto, waar ze een van de notitieblokjes van de passagiersstoel pakt.

De kofferbak van een VW Kever zit voorin.

Wiebren Rijkeboer

Jeanine Cummins – Wie omkijkt. Vertaald door Carola van der Kruk-de Boer en Annet Niewold-de Boer. Mozaïek, Utrecht. 474 blz. € 23,99.