De grote Oegandese roman

Kintu van Jennifer Nansubuga Makumbi wordt de grote Oegandese roman genoemd. De roman slaagt erin om én de geschiedenis van een heel land te vertellen én levensechte personages op te voeren. Dat is een bijzonder knappe prestatie. Het verhaal is opgedeeld in zes hoofdstukken die boeken worden genoemd. Het eerste hoofdstuk gaat over de stamvader Kintu, een gouverneur die in de achttiende eeuw leefde. Dan volgen vier hoofdstukken over ver nageslacht in 2004, ieder met een hoofdstuk en in het laatste hoofdstuk komen de belangrijkste personages uit deze eeuw bij elkaar om te kunnen ontkomen aan de vloek die door de oervader Kintu is veroorzaakt. Deze vloek is de belangrijkste katalysator van het verhaal.

Kintu is als gouverneur onderweg naar de nieuwe koning om zijn eer te betuigen. Het is een helse tocht door gebieden waar niets te eten te vinden is. Er is sprake van een sterke hiërarchie. De aangenomen zoon van Kintu, Kalema, heeft de kalebas van Kintu met een drankje gevuld dat Kintu niet wil. In de omgeving waar nauwelijks iets te drinken te vinden is, is het zonde om dat drankje weg te gooien. Kalema drinkt ervan, en als Kintu dat ziet, slaat hij hem: niemand mag uit de kalebas van de gouverneur drinken. Kalema sterft, op onfortuinlijke wijze. Als Kintu bij de koning aankomt is hij blij dat hij en zijn mannen er uitgemergeld uitzien, omdat ze dan op geen enkele manier een bedreiging vormen voor de koning en zo veilig zijn. In de cultuur die beschreven wordt is het van groot belang om zoveel mogelijk kinderen te krijgen en als daar meerdere vrouwen voor nodig zijn is dat prima. Verder is het van belang om goed voor de doden te zorgen. Als de aangenomen niet een bepaalde doek is begraven komt hij later bij Kintu spoken. Eenmaal thuis lukt het Kintu niet om de biologische vader van Kalema te vertellen dat zijn zoon dood is. Die vader vertrouwt Kintu minder en minder en vervloekt hem: als zijn zoon dood is, zullen Kintu en zijn nageslacht dat nog lang voelen. Niet veel later sterft de erfopvolger van Kintu, pleegt zijn vrouw zelfmoord en wordt hij zelf gek.

Deze vloek werkt door in de personages die in 2004 leven. Zo is er sprake van een man van wie bijna alle kinderen zijn overleden zodat hij een huis vol kleinkinderen moet bestieren, een meisje waarvoor niet gezorgd kan worden en die illegaal tot dienstmeisje gemaakt wordt, een man die door een verkrachting ter wereld komt en incest, om eens wat te noemen. Daarbij krijgt de lezer ook nog wat te lezen over de geschiedenis van Oeganda, met de kolonisatie door Engeland en de dictatuur van Idi Amin als belangrijkste gebeurtenissen. Het is knap dat alles vanuit het perspectief van de personages wordt beschreven: het speelt mee op de achtergrond, maar als lezer krijg je nooit het idee dat je een geschiedenislesje krijgt. Hetzelfde geldt voor misschien de belangrijkste tegenstelling in het boek: oude culturele gewoontes tegenover het christendom (en dan heeft rationalisme ook nog een plekje). Hoewel de verschillen groot zijn, worden ze nooit zomaar uitgelegd, maar altijd beleefd door personages. Het gevaar is al snel dat de personages in dienst van hun overtuigingen komen te staan, maar Makumbi doet allebei: alle personages zijn levensecht en krijgen veel aandacht, en toch krijg je veel mee over de geschiedenis en de tegenstellingen van Oeganda. Wat ook knap is, is dat de schrijver geen partij kiest. Ze hanteert een registrerende stijl en geeft alle personages evenveel ruimte.

In het laatste hoofdstuk botsten vele overtuigingen en worden de losse eindjes mooi samengebonden, en komen er een paar nieuwe losse eindjes bij elkaar, en is er sprake van een grote tragische omslag. Die omslag maakt een zeer diepe indruk en zit zo vol liefde dat het tekenend is voor deze roman: het overstijgt de tegenstellingen en geeft aandacht aan personages én aan een groots achtergrondverhaal.

Erik-Jan Hummel

Jennifer Nansubuga Makumbi – Kintu. (Vertaald door Josephine Ruitenberg) Cossee, Amsterdam. 480 blz. € 23,99.