De laatste stamgasten

Niets is voor altijd, zelfs het bruine café niet. De Brusselse schrijver Willem Frederik Daem schreef met zijn debuutroman Tekens van leven een tedere, maar niet onkritische ode aan deze plekken, waar niet in de laatste plaats maatschappelijk vastgelopen mannen en vrouwen zich vastklampen aan wat hen rest: de pint. Het sanitair is er vies, de geur is er samengesteld uit zweet, rook en allesreiniger, maar de idee fixe van geborgenheid maakt alles goed.

Misschien was het wel allemaal om die vraag te doen. Zoveel mensen die je ooit alleen in een kroeg aantrof en waarbij het na een minuut of vijf al duidelijk werd dat hij of zij op niemand wachtte. Al die mannen en vrouwen die zochten naar een plek waar ze stil konden zijn terwijl er rond hen gepraat werd, waar het leven verderging zoals het dat genadeloos deed en zij even van de zijlijn konden toekijken hoe dat dan in zijn werk ging. Een plek waar ze konden verdrinken wat verdronken moest worden, zich tegenover niemand hoefden te verantwoorden en waar ze, als ze al een vraag gesteld kregen, de vrijheid hadden die te negeren, zonder dat dit voor hen enig gevolg had […]

Daem, die zich enkele jaren geleden succesvol manifesteerde met de verhalenbundel Zelfs de vogels vallen, kreeg de indruk dat steeds meer bruine café’s de deuren sluiten. En dat zegt wat in een land, waar tot voor kort vrijwel iedereen graag ‘op café’ ging. Natuurlijk deed de coronacrisis daar nog een schepje bovenop, maar ook daarvoor werd al steeds duidelijker dat jongeren zich niet meer aangetrokken voelen door dit op haast organische wijze tot ontwikkeling gekomen verschijnsel van de maatschappelijke woonkamer met bier en praatjes. Steden en dorpen waren er generaties lang mee bespikkeld, maar met het heengaan van oude eigenaren en talloze ‘stamgasten’, wordt sluiting doorgaans onafwendbaar.

De bezoekers van café De Kauw, ergens in een niet benoemde Belgische stad, hebben, zoals dat hoort, allemaal hun persoonlijke gevoeligheden, zwaktes, kleine kwaliteiten en ook bijnamen (‘Meester Eckhart’). Daarin onderscheiden ze zich niet van andere literaire kroeggangers. De uitzondering vormt Andreas, de jongste van het stel, een gemankeerd reclameman, wiens relatie met ‘Hertje’ net is stukgelopen. Lazen we in de intro meteen hoe goed de seks met Hertje was, hoe veilig hij zich bij haar voelde, al spoedig staat de jonge stadsbewoner er weer alleen voor.

Hun beider kat ‘Vogel’ stortte kort daarvoor als gevolg van zijn onoplettendheid met fatale gevolgen van een balkonnetje, wat leest als een knipoog naar de titel van Daems verhalenbundel, maar wat Hertje Andreas veel meer kwalijk nam, was een nogal schlemielige seksuitstap met een reclamecollega. Einde van de relatie en het begin van de mannelijke worsteling, die leidt langs sekswebsites en grote dronkenschap. Eerst thuis op de canapé, later in het café.

Tekens van leven volgt niet alleen de radeloze gangen van Andreas na het aflopen van de relatie met Hertje, maar blikt ook terug op de voor hem zo goede tijd daarvoor, hoe ze elkaar ontmoetten en wat dat destijds betekende voor de lang nogal ongericht levende man en beziet zijn latere ‘thuiskomst’ in De Kauw. Wat hij er vindt, is de kleine, beschutte wereld van bezoekers die bij voorkeur niet verder kijken dan de pui van de kroeg. Wie er wint met pool of karaoke is van het grootste belang, het optuigen van de kerstboom een hoogtepunt in het jaar. Mits er voldoende alcohol bij genuttigd kan worden. De Vlaamse dialogen en de soms heel doordachte persoonlijke filosofieën (‘We hangen misschien vast aan de feiten, maar we hebben de fictie nodig om ze draaglijk te maken’) van de stamgasten versterken daarbij beslist de aantrekkelijkheid van deze roman.

Vermoedelijk om een tegenstelling te creëren tussen het geprivilegieerde, op zichzelf gerichte West-Europese individu en de angstaanjagende grote wereld buiten, voegde Daem plompverloren enkele hoofdstukjes toe over een Tsjetsjeense terroriste, die een vliegtuig tot ontploffing weet te brengen en er, samen met vele vliegtuigpassagiers, het leven bij laat. De denkbeeldige camera zwenkt dan van de steppe met het vliegtuigwrak naar het platte dak van een appartementengebouw, waar de nog jonge Andreas voor het eerst Hertje in de ogen kijkt. Soms gebeuren levensveranderende gebeurtenissen, hoe mooi of angstaanjagend ook, inderdaad gelijktijdig, maar aan Daems literaire portret van het ten einde lopende bruine-kroegentijdperk voegt dit ‘Fremdkörper’ niets toe.

Daems debuutroman is afgezien hiervan overigens fascinerend genoeg. Anders dan schrijvers van meer klassieke kroegverhalen, laat hij doorschemeren dat we met de teloorgang van de ouderwetse kroeg op de hoek, waar mensen op een bepaalde manier beschutting kunnen vinden, weer een stap zetten richting onverschillige zakelijkheid. In hedendaagse hippe horeca kun je je verhaal immers niet kwijt, kun je als gebroken mens niet even uithuilen bij de immer geduldige kastelein of barvrouw, kom je juist alleen maar geacteerde succesuitstralingen tegen. En daar worden mensen als Andreas alleen maar ongelukkiger van.

André Keikes

Frederik Willem Daem – Tekens van leven. De Bezige Bij, Amsterdam. 334 blz. € 23,99.