Een eeuwige zondag

De hoofdpersoon van Uit het leven van een nietsnut van Joseph von Eichendorff (1788-1857) voldoet niet aan de verwachtingen van zijn vader. De molenaarszoon weigert zich te conformeren aan burgerlijke plichten als hard werken en in je eigen levensonderhoud voorzien. Hij verlangt naar vrijheid en avontuur. Met zijn slaapmuts nog op zijn hoofd zet zijn vader de nietsnut het huis uit. De zoon voelt zich bevrijd en ervaart het leven als ‘een eeuwige zondag’. Hij trekt te voet de wijde wereld in. Je hebt het idee dat hij een lange voetreis gaat maken, maar de Taugenichts wordt al snel opgepikt door een koets met twee mooie, rijke vrouwen die gecharmeerd zijn van zijn vioolspel en hem afzetten bij het kasteel waar ze wonen. Daar krijgt de lanterfanter een baantje als tuinhulp. Wel zwaar werk voor een jongeman die liever lui dan moe is, maar de kasteeltuin is groot en biedt genoeg gelegenheid voor stiekeme middagdutjes. En het hofleven biedt kansen. Al snel krijgt de deugniet een betrekking als tollenaar (‘gaarder’ in de vertaling van Pim Lukkenaer) aangeboden. Het enige dat hij hoeft te doen is geld innen en uitrekenen hoeveel geld hij heeft geïnd, maar zelfs dat is hem eigenlijk nog te veel werk.

Aus dem Leben eines Taugenichts geldt als één van de hoogtepunten uit de Duitse romantiek. De novelle verscheen voor het eerst in 1826 en was 20 jaar later al een canontekst. Het is dan ook een buitengewoon mooi en gelaagd verhaal. De romantiek is te herkennen aan de afkeer van burgerlijke deugden, de individualiteit (de hoofdpersoon weet dat bijna alles wat hij doet, ingaat tegen de geldende normen en waarden, maar hij gaat onverstoorbaar zijn eigen gang), de uitgebreide natuurbeschrijvingen, de Wanderlust, de zucht naar avontuur en de fijnzinnige ironie. Een mooi voorbeeld van die ironie is de moestuinscène. In de tuin van het tolhuisje groeien aardappels en groenten. Die rukt de deugniet eruit om ze te vervangen door mooie bloemen, waarmee hij één van de kasteeldames probeert te verleiden. Het nut moet wijken voor de schoonheid en de passie.

Omdat hij niet voor een vaste baan en alle verplichtingen die daarbij horen in de wieg is gelegd, trekt de nietsnut verder. Hij reist per postkoets naar Rome. Na veel avonturen en omzwervingen keert hij terug naar het slot om met Aurelie te trouwen. Het jonge stel krijgt een wit kasteeltje cadeau en van de bruidegom wordt verwacht dat hij zich fatsoenlijk gaat gedragen en kleden. Een nieuw pak met een strooien hoed en een pofbroek met sporen ziet hij wel zitten, maar daarna wil hij meteen weer op reis, naar Italië, naar Rome.

Voor deze recensie heb ik Aus dem Leben eines Taugenichts in het Duits herlezen. Ik vond het bijna tweehonderd jaar oude verhaal over de nietsnut een feest om te lezen vanwege de lichte toon, de mooie natuurbeschrijvingen en het subtiele gevoel voor humor. Kenmerkend voor de vertaling van Pim Lukkenaer, die deze zomer is verschenen, is dat zij de negentiende eeuw niet verlaat. Dat werkt voor de gedichten, waarvan het in de novelle wemelt omdat de hoofdpersoon om de haverklap in gezang uitbarst, erg goed. De vertaalde prozatekst maakt door de vele archaïsmen en het heel secuur volgen van de lange Duitse zinnen soms een wat gekunstelde indruk. Onbegrijpelijk vind ik het dat Lukkenaer de prachtige zin ‘Mir war es wie ein ewiger Sonntag im Gemüte.’, die zo typerend is voor het vrolijke karakter en de onbekommerde levensinstelling van de nietsnut, heeft weggelaten.

Vorig jaar verscheen in eigen beheer een vertaling van Aus dem Leben eines Taugenichts van Bordewijk-biograaf Reinold Vugs onder de titel Uit het leven van een lanterfanter. ‘Nietsnut’ vind ik een betere vertaling van Taugenichts dan ‘lanterfanter’ omdat de romantici zich tegen de burgerlijke deugden verzetten, maar lanterfanten is wel wat Eichendorffs nietsnut het liefste doet. Vugs heeft gekozen voor een vertaling in vanzelfsprekend Nederlands, wat de leesbaarheid ten goede komt. Vugs slaagt er heel goed in om Eichendorffs lichte toon weer te geven. Ook in de gedichten lukt hem dat heel goed. Door het gebruik van het woord ‘vleugellijn’ wordt een klein gedichtje over een vogel in Vugs vertaling vederlicht. Lukkenaers keuze voor ‘zwingen’ maakt het vers van vier regels onnodig zwaar. De door Lukkenaer weggelaten zin ‘Mir war es wie ein ewiger Sonntag im Gemüte.’ vertaalt Vugs als ‘Het voelde alsof het altijd zondag zou blijven.’

Een paar vergelijkingen tussen beide vertalingen.

Pim Lukkenaer:

Sinds die avond had ik rust noch duur. Het was me aanhoudend te moede als vroeger steeds wanneer de lente zou beginnen, zo onrustig en vrolijk, zonder dat ik wist waarom, alsof me een groot geluk of iets anders buitengewoons te wachten stond.

Reinold Vugs:

Ik voelde me voortdurend onrustig en vrolijk, zoals steeds wanneer de lente op het punt stond te beginnen, zonder dat ik wist waarom, alsof me een groot geluk of iets anders buitengewoons te wachten stond.

Joseph von Eichendorff:

Seit diesem Abend hatte ich weder Ruh noch Rast mehr. Es war mir beständig zumute wie sonst immer, wenn der Frühling anfangen sollte, so unruhig und fröhlich, ohne daß ich es wußte warum, als stünde mir ein großes Glück oder sonst etwas Außerordentliches bevor.

Lukkenaer:

Mijn ledematen liepen van het eeuwige nietsdoen waarachtig allemaal uit hun gewrichten, en het was me net alsof ik van luiheid nog eens helemaal uiteen zou vallen.

Vugs:

Mijn ledematen hingen er van het eeuwige lanterfanten bij als natte was en ik had het gevoel helemaal uit elkaar te vallen van luiheid.

Von Eichendorff:

Die Glieder gingen mir von dem ewigen Nichtstun ordentlich aus allen Gelenken, und es war mir, als würde ich vor Faulheit noch ganz auseinander fallen.

Marie-José Klaver

Joseph von Eichendorff – Uit het leven van een nietsnut. Uit het Duits vertaald door Pim Lukkenaer. Astoria Uitgeverij, Benthuizen. 87 blz. € 12,99.

Joseph von Eichendorff – Uit het leven van een lanterfanter. Uit het Duits vertaald door Reinold Vugs. In eigen beheer uitgegeven en voor € 12,50 (excl. verzendkosten) te bestellen bij reinold.vugs@gmail.com.