‘De Baudelaire van Santo Domingo’ (aldus de dichter zelf)

Het klinkt als een belachelijk moeilijke quizvraag waar echt niemand een antwoord op kent: noem een Dominicaanse dichter. Mocht de gelegenheid zich ooit voordoen, dan krijgt u hierbij een lichte voorsprong op de andere kandidaten cadeau en maakt u bijgevolg meer kans om bijvoorbeeld een koffiezetapparaat te winnen dat u niet nodig hebt: Frank Báez (1978) is de naam die u trots mag invullen.

Enfin, volledig onbekend in Nederland is hij nu ook weer niet, want op Poetry International 2019 was hij een graag geziene gast en hij stond ook met Valeria Luiselli op het affiche van Border Kitchen. De man is lid van El Hombrecito, een spokenwordcollectief uit Santo Domingo met een actief YouTube-kanaal. Wie daar gaat kijken naar de bijdragen van Frank Báez ziet een slamdichter aan het werk, een performer.

Een ingetogen dichter van de verstilling of een dreunend declamerende poëet is Báez blijkens de titel van deze bundel duidelijk niet, maar de vraag is natuurlijk of zijn poëzie overeind blijft in boekvorm. Niet zelden sterven performances immers een stille dood als ze aan het papier worden toevertrouwd.

In zijn voorwoord noemt Carlos Manuel Álvarez zijn vriend Báez een ‘dichter van de onwankelbare eenvoud’, en als hermetisch kan je hem inderdaad niet bestempelen. Hij is een dichter die traditie, populaire cultuur, literaire invloeden enzovoort door elkaar klutst en daarbij grote woorden en hoogdravende bombast mijdt. Veeleer vertrekt hij van heel concrete, gewone situaties waarvan hij de poëtische mogelijkheden exploreert. Een vader die uit New York terugkeert met een koffer vol Milky Ways kan een straat in Manhattan oproepen waar geen sterren te zien zijn, laat staan de Melkweg. Het gedicht ‘ Zelfportret’ , waarin de dichter allerlei onaangename ervaringen opsomt – berovingen, ongelukken enzovoort – lijkt een manier te zijn om aan te geven dat de poëzie in de worsteling met het bestaan uiteindelijk niet veel soelaas biedt:

Later publiceerde ik een dichtbundel en een buurmeisje las hem
En zei sceptisch dat zij in nog geen half uur tijd
Betere gedichten kon schrijven en dat deed ze ook.

Of neem nu ‘Kort gesprek met de Caribische Zee’, een van de meest intrigerende gedichten uit deze bundel. Een groter cliché dan de dichter die in vervoering raakt door de zee en gebiologeerd in de golven staat te staren bestaat er wellicht niet, maar bij Báez wordt het handig doorprikt en ontkracht door een nogal prozaïsch gesprek met in die context weinig verheven metaforen mee te voeren:

Het is niet persoonlijk bedoeld, Caribische Zee,
Maar vanmiddag ben je zo opgefokt
Dat het lijkt alsof je net uit de gym komt.

Ik weet niet of ik je liever zie wanneer je mak bent en uitrust als een leeuw
Midden op de prairie.

Of wanneer je razend bent en brult
En probeert de kust van achteren te nemen
Zoals Marlon Brando dat deed

In Last Tango in Paris.

Maar er komt niet alleen ongein voorbij, er is ook ruimte voor ‘ernstige’ thema’s. De Dominicaanse Republiek is een migratieland, en vooral Green Cards zijn zeer gegeerd in Báez’ land. Menige Dominicaan droomt van een bestaan in de Verenigde Staten, en wie geluk heeft, verovert een stekje in ‘Little Santo Domingo’, zoals de wijk Washington Heights in New York weleens wordt genoemd. Maar Báez’ Amerikaanse droom klinkt nog een stuk ambitieuzer:

Ik heb altijd de eerste Dominicaan in de NBA willen worden.
Destijds was een Dominicaan in de NBA krijgen
Net zo moeilijk als een Dominicaan op de maan krijgen.

Dat het uiteindelijk anders liep, staat te lezen in het gedicht ‘Memoires van een avant-gardist’, want wie niet lang genoeg is om profbasketballer te worden, hoeft al helemaal niet te rekenen op het dichterschap om papieren te krijgen:

En dus begon ik
Visaformulieren in te vullen
En sloot aan in de rijen
Voor de consulaten
Maar mijn enthousiasme
En mijn aspiratie om de grote
Dominicaanse avant-gardistische kunstenaar te worden
Overtuigden de consul nauwelijks
Zij vonden eerder dat ik
De eigenschappen bezat
Van iemand
Die van plan was voor eeuwig in hun land te blijven
En er nooit meer zou vertrekken.

Het is de lichtvoetige toon die deze bundel verteerbaar maakt, niets is immers zo dodelijk voor een gedicht als een gebrek aan zelfrelativering en een overdosis dodelijke ernst. Zo is ‘De beachpoets’ een geslaagde grap en persiflage op de beat poets (Zij hoeven niet naar de universiteit te gaan,/ te werken of lid te zijn/ van de nationale surfersbond. / Ze hoeven alleen maar een oor te hebben voor de oceaan). Dat er in deze bundel ook wat mindere gedichten voorkomen – het beeld van de lichtjes aan wal die aan boten doen denken is bijvoorbeeld wat mager om het hele gedicht ‘Nocturne’ aan op te hangen – neemt niet weg dat er in Gisteren droomde ik dat ik een dj was genoeg te rapen valt voor de poëzieliefhebber die zin heeft om met dit boek voor geen geld naar een land te reizen dat meer is dan een plek waar cruiseschepen vol dikke Amerikanen aanleggen.

Daan Pieters

Frank Báez – Gisteren droomde ik dat ik een dj was. Uit het Spaans vertaald Bas Nieuwenhuijsen en Luc de Rooy en van een voorwoord voorzien door Carlos Manuel Alvarez.Karaat, Amsterdam. 88 blz. € 18,95.