Onder de titel ‘Het is goed dat we van de Grote Drie af zijn’ draagt NRC Handelsblad vandaag De Grote Drie ten grave. Ondanks de heimwee van oude mannen als Theodor Holman en Onno Blom naar de tijd waarin de literaire wereld nog overzichtelijk was, is Toef Jaeger wat harder in haar oordeel:

Ouderwets seksisme gekoppeld aan schaamteloos zelfvertrouwen, dat is ook iets wat de Drie met elkaar verbond. […] Je kunt oeverloos discussiëren over welke boeken de moeite waard blijven – en dat gebeurt dan ook met groot enthousiasme – maar dat de grote schrijvers uit het verleden niet langer de toon in het heden bepalen, is niet iets om te betreuren. Het is al een hele prestatie dat diverse boeken van de drie nog steeds relevant zijn. Maar een literatuur die blijft hangen in de klassiekers van weleer, loopt het risico irrelevant te worden. En dat is het gevaar dat je loopt wanneer je de ‘Grote Drie’ gaat koesteren als een standaard die bepalend zou moeten zijn voor onze tijd.

Precies op de dag dat Harry Mulisch 10 jaar geleden overleed, geeft Michel Krielaars in zijn column de oude meester ook nog een schop na. Erg onder de indruk van zijn meest gelezen roman is Krielaars niet:

Niet voor niets zei hij over die afkomst in een interview: ‘Ik ben de Tweede Wereldoorlog.’ Zou zijn roman De aanslag daarom als een jongensboek vol clichés lezen? Of zie ik het verkeerd en zit er op zijn Mulisch’ juist een hogere waarheid in dat boek verscholen, waarmee met die clichés de draak wordt gestoken?

Op de site van de krant staat ook al een opiniestuk van Marijke Vos (docent Nederlands aan het Huygens College in Amsterdam) waarin ze de aandacht voor mannen in de canon op de schop neemt en ze graag inruilt voor Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782).

Onze beroemde dichteres uit de 18de eeuw maakt geen deel uit van de Nederlandse canon. Haar poëzie is niet te vinden op de ranglijst veel gelezen maar laag gewaardeerde literatuur en er is nog nooit een televisieprogramma aan haar leven en werk besteed. De onsterfelijke De Lannoy zwerft in de vergetelheid, het angstaanjagende gebied waar naam en faam mettertijd verdampen.

In Trouw stelde literatuurwetenschapper Sander Bax eerder deze week vast dat de constructie van De Grote Drie vooral een mannendingetje is:

Datzelfde kun je natuurlijk zeggen over het idee van ‘De Grote Drie’. Dat was een nostalgisch concept waar een mannelijke logica aan ten grondslag lag: concurrentie. Schrijfster Niña Weijers wil er daarom niets van weten. Zij heeft expliciet afstand genomen van de apenrots omdat ze weigert literatuur te zien als een wedstrijdje.