Corruptie, banditisme en de geboorte van de moderne Roemeense romanliteratuur

Wat nu de zelfstandige staat Roemenië is, behoorde tot 1918 tot het grondgebied van de Oostenrijk-Hongaarse Dubbelmonarchie. Dat was een multi-etnische staat, die vele tientallen volkeren telde en waarin tientallen talen werden gesproken. Gesproken moet letterlijk worden genomen. De taal van het gezag was Duits en dat was ook die van het schrift, dat onderwezen werd op scholen. Maar vanaf het midden van de negentiende eeuw, de eeuw immers van het nationalisme, kwamen overal bewegingen op die trots op de eigen etniciteit propageerden en daarom aandrongen op een literatuur in de eigen taal.

Een van de Roemeense schrijvers die daarbij voor het Roemeens een bepalende rol speelde was Ioan Slavici (1848 – 1925). Jan Mysjkin, vertaler van Slavici’s roman De Geluksmolen, noemt hem in zijn nawoord de grondlegger van de Roemeense, moderne romanliteratuur. In De Geluksmolen, uit 1881, vertelt Slavici hoe de jonge herbergier Ghita, door hebzucht verleid, in de corrumperende greep raakt van Lica, waardoor hij en met hem vele anderen op afschuwelijke wijze te gronde gaan.

Ghita’s herberg staat naast een molen, de geluksmolen genoemd omdat de reiziger van geluk mag spreken als hij deze pleisterplaats, in het hart van een woeste, schaars bewoonde streek, zonder kleerscheuren heeft weten te bereiken. De molen verkeert in ruïneuze staat en heeft als sinds mensenheugenis niet meer gedraaid. Dat mag omineus worden opgevat.

Lica is heer en meester in het gebied. Hij bewaakt voor de grootgrondbezitters de varkenskuddes die er rondzwerven. Dankzij hun bescherming kan hij zich ongestraft verrijken met misdadige praktijken. Voor zijn schimmige handeltjes is de herberg de plek bij uitstek, want zolang de herbergier en zijn vrouw hun mond maar houden over wie hij daar ontmoet, krijgen de gendarmes nergens lucht van.

Lica schept er een bijna sadistisch genoegen in om ieders zwakke plek te vinden en die uit te buiten. Maar ook hij heeft een zwakke plek: hij heeft nooit genoeg. Dat zal hem uiteindelijk fataal worden, maar pas nadat hij vele anderen in het ongeluk heeft gestort. De enige die niet afwijkt van de koers die oude wijsheden en haar morele kompas haar ingeven is de oude schoonmoeder van Ghita, alle andere personages in deze roman bezwijken onder hebzucht, wraakgevoelens, erotische verlangens, of onder angst voor macht en geweld.

De streek waarin Slavici De Geluksmolen heeft gesitueerd is een multi-etnische samenleving in het klein. Ghita en zijn familie zijn Roemenen en ook Lica is dat. De hulp die Ghita aanneemt is een Hongaarse. Als er wat valt te vieren in de herberg staan onmiddellijk zigeunermuzikanten klaar. Ghita pacht de herberg van een jood en een van de gendarmes die het banditisme in de streek moet bestrijden is een etnische Duitser. Zag Slavici in die multi-etniciteit een oorzaak voor de morele zwakheid en de vatbaarheid voor corrumpering van deze samenleving? Nee, De Geluksmolen geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat er zo’n FvD-redenering aan ten grondslag lag.

Een herberg in een woeste streek, banditisme, zwak gezag: onwillekeurig denk je aan Den Doolaards De Herberg met het Hoefijzer. Maar van mores van eerwraak is in De Geluksmolen geen sprake, noch van vele generaties teruggaande vetes tussen families die steeds weer worden doorgegeven. Eerder lijkt geen van de personages een verleden te hebben, dan wel daar ooit op terug te kijken.

De Geluksmolen is uitgegeven door Vleugels, die veel aandacht schenkt aan boekverzorging. Voor deze tekst is een letterfont gekozen, waarin de lettercombinaties st en sp door een bijzondere, in het oog springende ligatuur met elkaar worden verbonden. Of die keuze ook door andere dan louter esthetische motieven is ingegeven, durf ik niet te zeggen.

Hans van der Heijde

Ioan Slavici – De Geluksmolen. Vertaald door Jan H. Mysjkin. Vleugels, Bleiswijk. 136 blz. € 23,95.