Meeslepend en gruwelijk

Mijn lieve gunsteling van Marieke Lucas Rijneveld is even meeslepend als gruwelijk. Ze schrijft zinnen die niet lijken te stoppen, die hele hoofdstukken van pagina’s vormen, waardoor je je als lezer soms dobberend in de oceaan waant, met eenzelfde, figuurlijke, golfslag die je onderdompelt en uitspuwt, de adem beneemt en het zout op je ogen slaat, want dat is wat de zinnen doen, ze nemen je over, in een cadans, een niet al te dwingend, maar wel een duwend ritme, en stiekem krijgen we steeds meer te weten over een veearts en lezen we eigenlijk een brief van hem aan zijn grote liefde, een meisje van veertien dat graag een gewei zou hebben, een eufemisme voor een piemel, niet om mee te spelen en in zich te voelen roeren, waar de veearts het hele boek naar smacht, naar een zestal liefdeloze stoten van zijn ‘moordenaarsgewei,’ maar eentje voor zichzelf, om staand mee te plassen, om een jongen te zijn, om mee te kunnen doen met de andere jongens, en toch is ze ook een vogel, een kikker en een otter, een vliegtuig dat in het Worldtradecentrum stort, zo denkt ze alle ellende te hebben veroorzaakt, is ze verlaten, is haar broer gestorven, zwijgt haar vader in alle toonaarden, is haar broer vooral bezig met XTC, stieren en experimenten en heeft ze gewoon iemand nodig die haar begrijpt, iemand die er plezier in heeft songteksten te lezen en de relevante passages te onderstrepen, iemand die gewoon zijn mond kan houden en met een mengeling van blinde adoratie en nauwelijks verhulde geilheid naar haar kan luisteren als ze met haar tongetje over haar lipjes schiet, iemand die haar uitlegt hoe een otterpiemel werkt, hard wordt en afsterft, en na zijn uitleg toekijkt hoe ze op een operatietafel gaat liggen en zichzelf verminkt, en toch kan die persoon ook de zoon of de vrouw van de veearts zijn, iemand die om haar geeft, als vriendje, als moeder, als vaderfiguur, als platonische geliefde of als een geliefde als ze maar wist wat het inhield om een geliefde te hebben.

Verder speelt Rijneveld handig met vooruitwijzingen over magistraten of de verdere levens van de hoofdpersonen. De jaren negentig met diverse cultuuruitingen en koeienruimingen worden mooi in de verf gezet. Het knapste is echter dat je niet echt een hekel krijgt aan de hoofdpersoon, tot hij de meest gruwelijke dingen doet. Ook zijn leven is tamelijk beschadigd, en hij weet vaak dondersgoed dat wat hij doet zeer kwalijk is. Toch lukt het hem niet om te stoppen. Waar die wilszwakte precies aan te wijten is, komt niet echt naar voren in het boek. Dat hij doorheeft wat hij haar aandoet, staat er soms letterlijk, maar komt ook mooi naar voren in het volgende beeld:

(…) ik reed weg en zag dat je niet probeerde te huppelen, dat je het probeerde maar het niet lukte, niet als voorheen.

Dit soort treffende beelden zijn overal in de roman te vinden, net als bestaande songteksten en songteksten van het album dat het meisje, later als vrouw, zal maken. De veearts is de ik-verteller, en hoewel hij pijnlijk eerlijk lijkt te zijn, is hij ook niet helemaal te vertrouwen, zoals blijkt als hij aan zijn eigen herinnering twijfelt:

Ik weet soms niet zeker meer of je dat echt gezegd hebt, dan twijfel ik aan mijn eigen heugenissen want het nummer zou pas drie jaar na die bewuste zomer verschijnen, dus hoe kan het dan dat je daar toen over was begonnen (…).

Verder is Rijneveld niet bang om ingewikkelde woorden en vaktermen te gebruiken. Dat geeft de veearts juist veel meer gestalte. Hij wordt een mens, met alle angsten en dromen die daarbij horen en die ondanks alles vervalt tot de meest gruwelijke daden.

Erik-Jan Hummel

Marieke Lucas Rijneveld – Mijn lieve gunsteling. Atlas Contact, Amsterdam. 368 blz. € 24,99.