‘Koud en meedogenloos, zelfs de zeep raakt op’

In het Kunsthistorisches Museum in Wenen hangt het schilderij Kinderspelen van Pieter Bruegel de Oude. De vertelster van De bagage, zelf kunstenares, kijk er graag naar, omdat het haar doet denken aan het gezin waarin haar moeder Grete geboren is. Dat was een arm boerengezin dat aan het begin van de twintigste eeuw aan de uiterste rand van een dal in Oostenrijk woonde. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog hebben Josef en zijn beeldschone vrouw Maria vier kinderen, drie jongens en een meisje. Later zullen er nog drie bij komen, waarvan Grete midden in de oorlog geboren wordt, op een moment dat Josef aan het front vecht.

Het dorp, dat het arme gezin toch al als uitschot beschouwt, slaat aan het rekenen en komt tot de conclusie dat Grete niet van Josef kan zijn. Het feit dat hij zo’n negen maanden voor de geboorte nog met verlof geweest is, wordt gemakshalve buiten beschouwing gelaten omdat een soldaat die rechtstreeks van het front komt, natuurlijk niet de energie heeft om zijn vrouw te beslapen – dat weet iedereen! Door deze achterklap komt het gezin nog meer buiten de dorpsgemeenschap te staan, een proces waarbij de pastoor en de burgemeester hun kwalijke rollen spelen. Na de oorlog laat Josef, een intelligente maar nauwelijks communicatieve man, zich de roddels aanleunen, en negeert het bestaan van de kleine Grete volkomen.

De verteller/kunstenares vertelt haar verhaal, op een manier zoals zij zelf naar Kinderspelen van Bruegel kijkt: de simultaneïteit die op het schilderij domineert, stuurt ook het boek goeddeels weg van de chronologie, zodat de spanning tot aan de onthullende climax door het hele boek heen intact blijft. Ook betrekt de verteller de lezers bij haar familiegeschiedenis, net zoals zij zichzelf een rol toedicht in Bruegels werk. Die aanpak doet in het begin wat denken aan Als op een winternacht een reiziger van Italo Calvino. Maar de overeenkomsten storen niet en de verschillen zijn groot en blijven boeien.

Hier, pak de potloden en teken een klein huis en een eindje onder het huis een beek en een put, maar teken geen zon, want het huis ligt in de schaduw! Daarachter de berg – als een steen die rechtop staat. Voor het huis staat een vrouw rechtop de was aan de lijn te hangen, de lijn hangt slap, hij is tussen twee kersenbomen geknoopt, de ene rechts van de veranda bij de voordeur, de andere links. De vrouw hangt net een kruippakje en een jasje op, dus ze heeft kinderen. Ze wast veel, de kleren van haar kinderen en die van haar man, en haar eigen kleren, ze heeft een prachtige witte bloes. Ze wil dat haar gezin er net zo schoon bij loopt als gezinnen in de stad. Ze hebben veel witte kleren, daar komen haar donkere haar en donkere ogen en de donkere ogen van haar man goed bij uit. De anderen beneden in het dorp dragen haast nooit witte kleren, sommigen niet eens op zondag. Ze heeft een ernstig gezicht, diepliggende ogen. Teken de ogen maar met houtskool. Haar haar ligt strak langs haar hoofd, het is zwart en bruin door elkaar, omdat het stuk houtskool afgebroken is. De goede kleurpotloden glanzen niet en zijn nog duur ook.
De werkelijkheid waait de tekening binnen, koud en meedogenloos, zelfs de zeep raakt op.

Met die werkelijkheid waait ook de nietsontziende buitenwereld de roman binnen: de trotse armoede, Josef die de oorlog in moet, de schoonheid van Maria waardoor alle mannen in het dorp haar begeren maar niet kunnen krijgen. Daar komt niets dan ellende van, dat voel je op je klompen aan. Met als dieptepunten de pastoor die een crucifix van het huis laat halen omdat Maria in zonde heet te leven, de schoolmeester die hardop in de klas zegt dat de oudste dochter heel goed kan lezen voor een kind van een hoer, en de burgemeester die zich tijdens Josefs tijd aan het front aan haar opdringt, omdat het nou eenmaal oorlog is en dan moet dat toch kunnen.

De bagage is een korte roman van krap honderdzestig bladzijden, maar heeft evengoed de diepgang van vele, aanzienlijk omvangrijker werken. De kracht zit hem vooral in de weliswaar zeer voelbare maar onuitgesproken emoties, want, zoals Maria zich op een gegeven moment realiseert, ze wonen nou eenmaal niet in de stad maar in een klein dorp en het plaatselijke dialect heeft geen woorden voor ‘ik hou van je’. Wat zouden ze ermee moeten; daar hebben ze hier immers geen tijd voor.

De Oostenrijkse Monika Helfer (1947) heeft al vele romans geschreven, zowel voor volwassenen als voor kinderen, maar De bagage is haar eerste boek dat in het Nederlands is vertaald. De korte roman verdient het om, net als in Duitsland, een bestseller te worden. Waarna vertalingen van haar andere werk ongetwijfeld snel zullen volgen.

Jan de Jong

Monika Helfer – De bagage. Vertaald door Ralph Aarnout. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 160 blz. €20,00