Slim zoeken voorbij de waarheid

Hoewel het er, lang geleden natuurlijk, in de klas soms wel op leek, is een gedicht geen puzzel die opgelost moet worden. En het is ook geen expres raadselachtige tekst die een kleine groep ingewijden de kans biedt om zich beter te voelen dan het gewone volk. Ik had vroeger nog zo’n leraar die elke creatieve suggestie van een leerling vakkundig de nek omdraaide met een minzaam: ‘Nee, dat is fout. Dit gedicht gaat namelijk over de angst van de dichter voor een pijnlijke liefdeservaring.’ Of zoiets. Waarschijnlijk had de man een zelfgemaakt antwoordenboekje voor alle gedichten die hij in de klas behandelde. Het was een dun boekje, want hij besprak ieder jaar dezelfde teksten.

In Jouw zwaartekracht mijn veer, de nieuwe bundel van de Vlaamse dichter Tom Van de Voorde, staat het gedicht ‘Ons’, waaraan mijn oude docent een satanisch genoegen beleefd zou hebben. Het tamelijk lange gedicht begint zo:

Ik wil een tentoonstelling maken
met als titel Female Abstraction
Aan Chris Kraus vraag ik
om de catalogus te schrijven en iets
te komen vertellen op de vernissage

Waarna er twee bladzijden lang een beschrijving van die denkbeeldige expositie volgt, vol met namen van vrouwelijke schilders en beeldhouwers. Maar ook met een componist (Sofia Goebaidoelina) en enkele dichters: Ariana, Athena, Ida en Monika. Alles bij elkaar passeren er 24 namen de revue, die niet meteen voor iedereen een feest van herkenning zullen zijn. Wat nu? Al die namen googelen is ongetwijfeld goed voor de algemene ontwikkeling. Maar levert die kennis iets op voor de interpretatie? Waarschijnlijk niet. Want heel die fraaie (dat wel!) tentoonstelling staat natuurlijk niet voor niets in een gedicht. De laatste vier van de 71 regels luiden:

In het midden van de kamer
staat een bankje, net groot genoeg
voor twee personen, jij en ik
We zitten er uren en praten over ons.

En met dat ‘ons’ zijn we weer terug bij de titel van het gedicht. Alle vrouwelijke abstracte kunstenaars ten spijt gaat het uiteindelijk alleen nog over ons. En wie die ‘ons’ zijn, mag de lezer uitmaken. Nou staat heel die lange inleiding over die tentoonstelling er vanzelfsprekend niet voor niets. Het gedicht gaat wel degelijk ook over kunst. En wat je als museum- of concertbezoeker, of lezer van poëzie met die kunst aan moet. Moet je hem begrijpen volgens het antwoordenboekje van de leraar? Nee, je moet er middenin gaan zitten en met elkaar praten. Over die kunst, maar ook over andere dingen.

Een andere afdeling in de bundel heet ‘Homo politicus’, wat een hoopvolle titel is voor wie poëzie graag met de actuele werkelijkheid in verband brengt. Maar ook hier komt de lezer bedrogen uit, al laat een kort gedicht als ‘Op eenzame hoogte’ wellicht nog een zweem van moraal doorklinken:

Je beklimt een trap
die pijlsnel naar boven slingert

om de diepte te peilen
van je hoogste bereik

Geluid lijkt uitgezet
wanneer je spreekt
voor een afwezige menigte

Hier krijgt de kloof tussen volk en politiek een hoorbaar geluid. De ‘je’ lijkt gewaarschuwd: met al je goedbedoelde ambitie is het niet echt moeilijk om het contact met je achterban te verliezen. Maar misschien mag je dan de stelling ook omdraaien. Would-be politici die hardnekkig aan het contact met hun kiezers vasthouden en weigeren dat niveau enigszins te ontstijgen, hebben kennelijk niet genoeg ambitie om de verantwoordelijkheid te nemen en hun ideeën op houdbaarheid te toetsen.
Een ander gedicht verwoordt de tweedeling tussen ambitie en het gebrek eraan zo:

Goede bedoelingen

Een lange groep
jongeren stampt

schouder aan schouder
aarde tot een weg

Een kilometer verder
staan wij

te wachten
voor een rood licht

Ik zeg het regenseizoen
is vroeg dit jaar

en ik help de kist
met schoffels uitladen

Hugo Claus had er met Een zachte vernieling (1988) een hele roman voor nodig. Ik haalde hem indertijd voor mijn studenten graag aan om te demonstreren hoe grootse verwachtingen doorgaans tot al even indrukwekkende illusies leiden. Het boek is, net als bovenstaand gedicht, een treffend voorbeeld van het ten onrechte aan Winston Churchill toegeschreven aforisme ‘Wie jong is en niet links heeft geen hart, wie oud is en nog steeds links heeft geen verstand’. Natuurlijk stampen die jongeren ‘schouder aan schouder / aarde tot een weg’. Maar even natuurlijk maken ‘wij’ ons druk over het weer en ons tuintje.

Je zou je trouwens af kunnen vragen of de ‘wij’ uit ‘Goede bedoelingen’ niet dezelfde zijn als de ‘ons’ uit het gedicht over de tentoonstelling van vrouwelijke kunstenaars. Ze zitten aan het eind gemoedelijk te praten tussen al die fraaie kunstwerken in die goed doordachte expositie. Maar er staat niet bij waar ze het over hebben. Dat mag de lezer invullen – maar misschien hebben ze het stiekem toch gewoon over het weer en de tuin.

Het slotgedicht uit de bundel heet ‘Who’s afraid of red, yellow and blue’. Het ook weer een lang gedicht en het begint verhalend en tamelijk pretentieloos met ‘Ik blader in het werk van een Amerikaans dichter / en begin uit de losse pols een paar gedichten te vertalen’. De gedichten in kwestie blijken een soort essays in dichtvorm te zijn, en dat blijkt ook voor ‘Who’s afraid…’ te gelden. Probleem: een goed essay is natuurlijk wél maar voor één uitleg vatbaar. Maar:

Zelf schrijf ik al jaren geen essays meer
en willens nillens slagen mijn verzen er niet altijd in
om de helderheid van essayistiek te evenaren
Veel blijft in het ongewisse, weinig wordt uitgelegd
Poëzie, spiegel ik mezelf dan ook voor, is een manier
van denken die wezenlijk verschilt van filosofie

Een in de lay-out zichtbaar gedicht, dat klinkt als een essay. Het is een slimme zoektocht naar waarheid en wat daar achter zit. Kun je als lezer alles wat na dit citaat komt nog als eenduidige waarheid lezen? Hoe graag ze het ook zouden willen (‘willens nillens’), het gaat de verzen nooit lukken om eenduidig te zijn. Mijn leraar van vroeger dacht daar anders over. Maar wij mogen er blij mee zijn. Het zal in ieder geval een kritische lezing van gedichten stimuleren en originele interpretaties niet frustreren. Een genot voor leraren Nederlands, hun creatief lezende leerlingen en voor alle andere liefhebbers van poëzie.

Jan de Jong

Tom van de Voorde – Jouw zwaartekracht mijn veer. Querido, Amsterdam/Antwerpen. 80 blaz. € 16,99.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2020-8