‘Tegen argumenten is geen feit bestand’

Al meen ik te mogen zeggen dat ik een ruime literaire smaak heb, ik ben op zijn zachtst gezegd geen liefhebber van het misdaadgenre en loop doorgaans met een wijde boog rond elk boek dat als ‘literaire thriller’ wordt aangeprezen. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals De blauwe kamer van Georges Simenon, maar dat is veeleer een psychologische roman die ver boven het genre uitstijgt en waarin het wie, wat, waar en hoe van het forensisch onderzoek er niet echt toe doet.

Normaal gezien zou ik, afgaande op de ondertitel ‘detectiveverhalen’, De ontraadselaar dus links hebben laten liggen, ware het niet dat de auteur ene Fernando Pessoa (1888-1935) is, ongetwijfeld een van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw. Tijdens zijn leven publiceerde hij heel weinig, maar na zijn dood liet de onopvallende handelscorrespondent een schatkist vol ongeordende manuscripten na die nog lang niet is uitgeput. Het was overigens een goed jaar voor Pessoa-liefhebbers, want eerder stelde Michael Stoker al Kroniek van een leven dat voorbijgaat samen, een verzameling van verspreide aantekeningen en intieme teksten.

Dat Pessoa interesse had voor het misdaadgenre komt voor mij als een verrassing, maar zoals vertaler Harrie Lemmens opmerkt in zijn nawoord, typeert die onvoorspelbare veelzijdigheid hem wel: ‘Geen genre was hem te min, geen terrein, maatschappelijk, politiek of filosofisch, te onbeduidend. Hij hield zich bezig met horoscopen en esoterie, met vakbonden en communisme, met staatsgrepen en de dictatuur van Salazar, met liefde en oorlog, met waanzin en religie. En dus ook met misdaad.’ Daar komt nog bij dat hij door zijn schooltijd in Zuid-Afrika goed op de hoogte was van de Engelstalige literatuur, waarin het detectivegenre destijds al erg populair was.

In De ontraadselaar zijn vier misdaadverhalen gebundeld uit Pessoa’s nalatenschap. Wat die met elkaar gemeen hebben, is dat daarin vroeg of laat ene Abílio Quaresma opduikt, een fictieve ‘arts in ruste’ die louter met zijn spectaculaire redeneervermogen misdaden oplost. Een sfinksachtige, cerebrale figuur dus, waarvan de beschrijving sterk aan zijn geestelijke vader doet denken:

Hij was kleiner dan de gemiddelde man, mager, knokig met kleine botten, zijn schouders hingen en zijn benen waren slap. Hij wekte de algemene indruk van een zwak lichaam dat door een verslaving nog verder verzwakt was. Zo te zien aan zijn gezicht, zijn ogen en het vage trillen over zijn hele lijf was die verslaving drank.

Het eerste verhaal in deze bundel, ‘De dood in de steeg’, is al meteen een erg atypisch geval voor het misdaadgenre. De introductie mag dan al vrij klassiek ogen – er wordt een man dood op straat aangetroffen, de politie verhoort een aantal getuigen en kennissen enzovoort –, zodra dokter Quaresma zich bij de politie meldt, houdt die een lange monoloog waarin Pessoa eigenlijk zelf op de voorgrond treedt:

Wat ik u kom brengen zijn geen feiten maar redeneringen; dat levert geen elementen voor de waarheid maar de waarheid zelf. Als u liever hebt dat ik het zo stel, zal ik dat doen. Ik kom argumenten brengen. Feiten zijn twijfelachtige zaken. Tegen argumenten is geen feit bestand.

Vintage Pessoa dus, inclusief diens fundamentele twijfel en gespannen verhouding tot ratio en emotie, de Pessoa die we ook kennen van zijn poëzie of het Boek der rusteloosheid. Quaresma lijkt vooral een personage te zijn dat de chaotische werkelijkheid strak probeert te ordenen en te temmen met zijn redeneervermogen, door bijvoorbeeld een onderscheid te maken tussen ‘drie redeneerstadia’ of ‘vier morbide types van de mens’. Door systematisch hypothesen te formuleren en ze een voor een te ontkrachten – een beproefde filosofische methode – dringt hij langzaam maar zeker door tot de ‘objectieve waarheid’, al is het maar de vraag of ook dat geen illusie is.

Naar de huidige narratieve conventies van het misdaadgenre, dat het vooral moet hebben van cliffhangers, suggestie (‘show don’t tell’), dwaalsporen, netjes uitgestippelde verhaallijntjes die op het einde wonder boven wonder toch weer netjes samenvallen en andere voorspelbare foefjes, zou je zelfs kunnen stellen dat De ontraadselaar mislukt is. Maar die versleten verteltechnieken interesseren de gemiddelde Pessoa-liefhebber toch niet, dus waarom zou die zich daar druk om maken? Het belangrijkste is dat dit boek weer ver uitstijgt boven de middelmaat en een mooie aanvulling is voor wie Pessoa’s genie kan waarderen, al vermoed ik dat Pessoa het misdaadgenre op een bepaald moment heeft losgelaten omdat je aanvoelt dat het eigenlijk maar als decor diende voor de ideeën die hij op papier wilde zetten.

De drie overige verhalen in de bundel zijn een stuk korter, telkens 20 à 30 bladzijden, en volgen grosso modo hetzelfde stramien: ze gaan niet echt over een misdaad, maar draaien rond de boven tijd en ruimte verheven monologen van dokter Quaresma, die je met een beetje fantasie naast Ricardo Reis, Alberto Caeiro en zovele anderen misschien ook als een van Pessoa’s heteroniemen zou kunnen beschouwen: allemaal afspiegelingen die verschillende facetten van één zeer veelzijdige, geniale geest in zich dragen. Niet te missen dus.

Daan Pieters

Fernando Pessoa – De ontraadselaar. Uit het Portugees vertaald en van een nawoord voorzien door Harrie Lemmens. Koppernik, Amsterdam. 220 blz. € 21,50.