Verloskunde voor beginners

In zijn tweede bundel getiteld Ik ben de Verlosser niet met de ironische ondertitel Verloskunde voor beginners beschrijft Johannes van der Sluis in een aaneenschakeling van lange, smalle, ogenschijnlijk losjes verhalende gedichten een lijdensweg die voert van de straten van Rotterdam-Zuid, naar het Italiaanse kuuroord Merano en de psychiatrische kliniek Delta in Poortugaal. Hij maakt daarbij enthousiast gebruik van aan de Bijbel ontleende beeldspraak en citeert veelvuldig uit de wereldliteratuur.

Gezamenlijk vertellen de gedichten het smartelijke verhaal van een dichter die ook leraar is op een middelbare school. Het lukt hem niet om een goede leraar te zijn en daarom zegt hij zijn baan op. Hij is bovendien hopeloos verliefd op een jonge vrouw met zwarte krullen, maar zij moet niets van hem hebben. De dichter raakt op drift. Bij alles wat hij meemaakt bewaart hij steeds de afstand die hij nodig heeft om de wereld zo objectief mogelijk te kunnen gadeslaan. De wereldliteratuur en het Nieuwe Testament houden hem daarbij telkens een spiegel voor:

In onbewaakte ogenblikken
dwaal ik
door het verleden
hoewel ik weet
dat je daar ziek van wordt
een gedachte
die ik ook tegenkwam
in The Sheltering Sky
geen onvergetelijk boek
behalve de woestijn
waar alles verzengt
ik ben niet
naar de woestijn gegaan

De dichter blijkt de zoon te zijn van een dominee. Als hij in het gedicht ‘100% vrije jongen’ verzeild raakt in een optocht van mensen met gele hesjes verzucht hij: ‘ik ben de Verlosser niet’. In de regels daarvoor heeft hij de hoop uitgesproken dat hij na zijn dood een ‘100% vrije jongen’ zal worden. Hij heeft deze uitdrukking gelezen op een T-shirt onder een van de gele hesjes. De optocht lijkt op een rouwstoet, ‘alsof er daadwerkelijk / iemand ten grave / wordt gedragen’.

In het gedicht ‘Het is volbracht’ besluit de dichter in te gaan op een uitnodiging van enkele Jehova’s getuigen om op Goede Vrijdag deel te nemen aan een geloofsbijeenkomst in het Van der Valk-hotel in Ridderkerk. In de bus ernaartoe ziet hij ‘massa’s mensen / die moeten worden verlost’. En aangekomen in het hotel laat hij zich een uitermate hartelijke ontvangst welgevallen. Hij zet zijn oren en ogen open en noteert zijn bevindingen. Hoewel hij niet van zins lijkt om het Christelijke geloof te gaan omarmen, legt hij een bovengemiddelde fascinatie aan de dag voor de figuur van de Messias.

Christus was het offer
om ons los te kopen
van de dood
achter hem zien we
op een scherm
een bijna erotische tekening
van de Verlosser aan het kruis

De dichter lijkt daarnaast veel hoop te putten uit de literatuur in de breedste zin van het woord. Ik ben de Verlosser niet staat bol van de citaten, van onder anderen de Duitse mysticus Jakob Böhme, de Franse dichter Comte de Lautréamont en de Oostenrijkse schrijver Arthur Schnitzler, maar ook van de Italiaanse filmregisseur Federico Fellini, de Amerikaanse punkband Jawbreaker en de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb. In het mooiste gedicht uit de bundel, dat ‘Souvenir uit Merano’ heet, treedt de dichter in de voetsporen van de Duitse expressionist Gottfried Benn die evenals hijzelf een domineeszoon was. Hij logeert in het hotel waar Benn in 1952 verbleef en noteert wat hij daar meemaakt. Naadloos vloeien Van der Sluis’ verzen over in regels die komen uit Benns ‘März. Brief nach Meran’:

thuisgekomen
lees ik Fragmente
en sla ook Benns schitterende souvenir
uit Merano open
bij aankomst geschreven
voor iedereen
blüht nicht zu früh
ach blüht erst
wenn ich komme

Van der Sluis laat de logeerpartij van de ik-figuur versmelten met het uitstapje van Gottfried Benn 67 jaar eerder, zodat het een gemeenschappelijke ervaring lijkt te worden. Zelfs het weer is hem daarbij gunstig gezind; zowel bij de dichter als bij Benn regent het de hele vakantie, op de laatste dag na. Als uiteindelijk de zon doorbreekt wordt dat door beide dichters op overeenkomstige wijze beleefd. Het is de ultieme poging van de dichter om contact te maken met een van zijn helden. De woestijnfähige eenzaamheid die in alle gedichten de boventoon voert, krijgt hier desastreuze proporties. Enkele weken later slaat de dichter in opdracht van God het meubilair van zijn appartement kort en klein. Daarna ontwaakt hij in een nieuwe wereld:

toen het licht begon te worden
liep ik als een nieuwe Adam
in zwembroek
denkend aan Andy Kaufman
met glasscherven
in mijn voeten
door de paradijstuin
die mijn woning was geworden
een nieuwe hemel
en een nieuwe aarde

De schijnbare nonchalance waarmee de korte regeltjes in een dagboekachtige stijl zijn opgetekend zet je als lezer drastisch op het verkeerde been. De gedichten zijn ondanks of misschien wel dankzij hun laconieke toon zeer indringend en aangrijpend. Er spreekt een onrustbarende gelatenheid uit, een eeuwenoude, aangeleerde lijdzaamheid die een schaduw werpt over alles wat het korte ondermaanse bestaan nog enigszins dragelijk maakt. Dit is poëzie die heel gemakkelijk onder de huid gaat zitten, een gepassioneerde les in verloskunde voor beginners die elke hoop op verlossing de grond in boort.

Ronald Ohlsen

Johannes van der Sluis – Ik ben de Verlosser niet. Verloskunde voor beginners. Lebowski Publishers, Amsterdam. 176 blz. € 19,99.