Een schandalige jubileumeditie vol zetfouten

Dit is het eerste deel van een essay naar aanleiding van ‘Brief uit Amsterdam’ in Op weg naar het einde.

In 1959 werd Gerard Kornelis van het Reve secretaris van Tirade, het tijdschrift dat twee jaar eerder voor het eerst was verschenen en Uitgeverij Van Oorschot tot dan toe zo’n tienduizend gulden verlies had opgeleverd.

Niet veel florissanter stond Van het Reve er zelf voor. 

De na zijn debuut De avonden (1947) verschenen novellen Werther Nieland (1949) en De ondergang van de familie Boslowits (1950) hadden weinig succes ondervonden, voor de nog jonge schrijver reden om zich te storten op het Engels. Hij zette de roman Melancholia op die hij niet voltooide. Een reisbeurs, hem door het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen op basis van twee hoofdstukken toegekend, werd hem door hetzelfde ministerie door de neus geboord na de schrikbarende ontdekking dat in de tekst werd gemasturbeerd.

The Paris Review – anders dan de naam doet vermoeden een Amerikaans tijdschrift – publiceerde in ’54, ’55 en ‘56 de verhalen ‘The Acrobat’, ’Gossamer’ en ‘The Winter’, maar de verhoopte belangstelling van Engelse of Amerikaanse uitgeverijen bleef uit.

Met de benoeming van Reve tot secretaris van zijn noodlijdende tijdschrift had Geert van Oorschot een drieledig doel op het oog: 1. Reve zou zich een inkomen kunnen verschaffen door voor het tijdschrift te schrijven (de positie van secretaris zelf was onbezoldigd), 2. hij zou wellicht jongere auteurs naar Tirade trekken en daarmee een jonger publiek en zo het blad uit de verliezen helpen en bovenal: 3. Reve zou zich meer verplicht voelen jegens Uitgeverij Van Oorschot. 

Want wat had Geert niet allemaal gedaan voor de tobbende schrijver? Was hij hem niet te hulp geschoten door, als dan geen enkele uitgever in Engeland wilde toehappen, in 1956 The Acrobat and other stories maar zelf uit te geven? Op de binnenflap stond te lezen, dat ‘writing in a little-known language in the end must destroy any professional writer’ en dat ‘Van Het Reve’ daarom in een ‘wereldtaal’ was gaan schrijven. Ook werd het gedoe over de reisbeurs breed uitgemeten. 

Maar hoe indrukwekkend de imprint ‘G.A. van Oorschot Publisher Amsterdam/London’ ook was, noch aan deze, noch aan gene zijde van de Noordzee werd het boek een verkoopsucces. 

‘Eén Londense boekwinkel bestelde zes exemplaren,’ weet Arjen Fortuin in zijn biografie Geert van Oorschot, uitgever (2015) te melden.

Toch bleef de uitgever in Van het Reve geloven en wat kreeg hij gelijk! Na het mislukken van de romans Melancholia en De drie soldaten en het stranden van zijn carrière als toneelschrijver – de tragedie Commissaris Fennedy (opgedragen aan Wilhelm Johann Schuhmacher, in het werk van Reve bekend als Wimie) was op 13 april 1962 in de regie van Ton Lutz in ‘wereldpremière’ gegaan bij het Rotterdams Toneel met afbrekende kritieken tot gevolg – herpakte hij zich met de reisbrieven die hij in Tirade was gaan publiceren. Dat werkte tot de niet geringe voldoening van Van Oorschot een toenemende belangstelling voor het blad in de hand. 

Het was Van Oorschot die voorstelde om de brieven in een boek te bundelen, Reve bedacht de titel: Op weg naar het einde. Het boek verscheen in november 1963, het werd lovend ontvangen en er werden in een jaar zo’n 37.500 exemplaren van verkocht.

Ik ben in het bezit van twee exemplaren van de eerste druk uit 1963, een druk uit 1970 met de beroemde omslagfoto van Eddy Posthuma de Boer (op de rug heette de schrijver toen nog G.K. van het Reve, op de titelpagina Gerard Kornelis van het Reve), de twintigste druk uit 1983, die het twintigjarig jubileum van het boek en de zestigste verjaardag van Gerard Reve markeerde, en de, naar ik aanneem, vierentwintigste druk in deel 2 van Verzameld Werk uit 1999.

Om mijn serie over de brieven in Op weg naar het einde en Nader tot U voort te zetten, pakte ik de druk van ’83 uit de kast.

(‘Volgende stukken zullen met een onregelmatige interval verschijnen,’ had ik onder het eerste verhaal gezet. Tot mijn schrik zag ik dat dát stuk, over ‘Brief uit Edinburgh’, al sinds 15 november 2018 op Tzum staat, wat van ‘onregelmatige interval’ een wel erg rekbaar begrip maakt. Wat ik zal proberen is om een volgend artikel in deze reeks binnen een jaar na nu te publiceren, maar ik beloof niks.)

Deze feesteditie is naar mijn mening niet minder dan schandalig. Het boek wemelt van de fouten, waarvan de ergste is:

Als er niet iemand in mijn omgeving kalmerend optreedt, wordt ik bij het bagage inpakken en reispapieren gereed leggen al half gek.

Wordt ik.

Wordt ik.

Het staat er echt. Op pagina 78. Hoe kan dat? 

Van Van Oorschot is bekend dat hij het niet altijd even nauw nam met de drukgeschiedenis van zijn boeken. In de onderhavige druk uit 1983 is achterin een colofon opgenomen, een gewoonte waar de uitgeverij in de jaren zestig niet dol op was. Eerder genoemde editie uit 1970 vermeldt niet eens om de hoeveelste druk het gaat. De lezer zal dat veelal worst wezen, maar wat vindt de schrijver hier van? Weet hij op basis waarvan er met hem wordt afgerekend? Volgens Arjen Fortuin heeft Willem Frederik Hermans in 1969 door een accountant de administratie van de uitgeverij laten doorlichten.

Hoe dan ook, Op weg naar het einde ziet er in de verjaardagseditie zeker mooi uit: ingenaaid gebonden (in ballonzijde?), de typografie verzorgd door Gerrit Noordzij, de initialen GR in goudstempel op de voorzijde van het omslag, kapitaalbandjes, stofomslag… 

Het colofon van de twintigste druk van Op weg naar het einde en de zeventiende druk van Nader tot U, beide uit het jubileumjaar 1983, is overigens summier: het noemt de letter waaruit de tekst is gezet, de Bembo, maar niet de lettergrootte, het vermeldt wie het heeft gedrukt (Koninklijke drukkerij G.J. Thieme bv te Nijmegen) en wie het heeft gebonden (Uitgaafbinderij Van Rijmenam bv te ’s-Gravenhage). Ook de naam van Gerrit Noordzij wordt genoemd. Over het papier geen woord, evenmin over het veronderstelde ballonzijde van de band. In een brief aan Van Oorschot van 10 februari 1983 schrijft Reve: ‘Van de projecten die je voorstelt is slechts één te verwezenlijken: een gebonden jubileumuitgave in ballonzijde [cursivering FvD] van Op weg naar het einde en Nader tot U in één deel of twee delen.’

Het moesten echt boeken worden, waar je mee kunt aankomen op iemand zijn zestigste verjaardag.

Maar die verschrikkelijke zetfouten… en dat in een editie die had moeten bijdragen aan de feestvreugde! Je leest ‘priesers’ in plaats van ‘priesters’, ‘min’ in plaats van ‘mijn’, ‘te’ in plaats van ‘het’, ‘en’ in plaats van ‘te’, ’recentie’ in plaats van ‘recensie’, ’paats’ in plaats van ‘plaats’, ‘hulp’ in plaats van ‘hup’, ‘met’ in plaats van ‘men’, ‘omkleeft’ in plaats van ‘omkleefd’ – en dan heb ik waarschijnlijk ook nog teen en tander in Op weg naar het einde over het hoofd gezien. De tweelinguitgave van Nader tot U heb ik nog niet gecontroleerd, wie weet valt het hier mee.

(‘Schorum’ voor ‘schorem’ reken ik niet tot de zetfouten maar tot de particuliere spelling van Gerard Reve die ook ‘vitalisties’ schreef en ‘gekorrisjeerd’.)

Waar komen die fouten vandaan? Heeft de uitgever de kosten van de uitvoering gecompenseerd door te besparen op correctie? Het is mogelijk dat hij om die reden de auteur gevraagd heeft om de drukproeven na te lopen, maar Reve schrijft, op 12 augustus 1983 aan de uitgeverij, dus niet aan Geert van Oorschot persoonlijk:

Geachte Mevrouw, geachte Heer,

Separaat zend ik U de drukproeven van Op Weg en Nader Tot U retour. Ik kom er niet doorheen, en heb ook geen zin om alle rotzooi, nalatigheid en onverschilligheid op te ruimen, die 15 of 16 keer zetten, telkens met de laatste voorafgaande druk als kopij, hebben aangericht. Ik heb goed, zeer goed, gekorrisjeerd voor de eerste druk. Voor de tweede druk heb ik nog eens alles aan fouten er uit gehaald, wat was blijven hangen. Men diene te zetten en te corrigeren naar de tweede druk, dat wil zeggen: met deze als kopij.

Daar is geen woord Grieks bij, zou je zeggen, maar de conclusie moet wel zijn dat aan het dringende verzoek, als het niet een eis was (‘men diene’), geen gevolg is gegeven, vandaar de ‘rotzooi’, niet alleen een uitgeverij als Van Oorschot onwaardig, maar zeker ook een schrijver als Reve die nog jarig was ook. 

Een antwoord van Van Oorschot, of van een Mevrouw of Heer van de uitgeverij, is niet bekend, wel is er de brief van 9 januari 1984 waarin Reve ‘het op 22 Februari 1981 ondertekende contract’ opzegt, ‘zodat ik mij per 22 Februari 1986 wederom in het bezit acht van alle in genoemd contract aan jou verleende rechten.’ Daar antwoordde Geert van Oorschot dan weer wel op: ‘Maar je begrijpt, dat ik graag enige nadere uitleg op prijs zou stellen.’

Enkele maanden later, bij het verschijnen van de herdruk van Werther Nieland en De ondergang van de familie Boslowits in een band, schrijft de uitgever op-de-borst-klopperig: 

Zeg nu zelf: geen van je vele uitgevers kunnen de schoonheid van onze uitgaven ook maar in de verste verte evenaren.

Het zou nooit meer goed komen tussen Gerard Reve en Geert van Oorschot.

Frank van Dijl

Dit is het eerste deel van het tweede verhaal van een serie over de brieven in Op weg naar het einde en Nader tot U. Morgen op Tzum het tweede deel.

Volgende stukken zullen met een onregelmatige interval verschijnen. Hier het verhaal over ‘Brief uit Edinburgh’.

Foto: F.N. Broers, Nationaal Archief / Anefo CC0, 28 november 1963.