Familieleden zijn als schoenen: hoe strakker ze zijn, hoe meer pijn ze doen

Hoewel ons beeld van Italiaanse gezinnen grotendeels gevormd is door wat we erover gezien hebben in films en tv-series, is het cliché dat mensen in het zuiden van Europa anders tegen familiebanden aankijken dan in het noorden, tot op zekere hoogte juist. Er heerst in landen als Spanje en Italië een andere dynamiek als het om gezin en familie gaat. Daar staat tegenover dat het oude beeld van de familie als niet in te nemen vesting al enige decennia aan erosie onderhevig is. In Italië hebben ze daar een mooi gezegde voor: ‘i parenti sono come le scarpe, più stretti sono, più fanno male’, losjes vertaald: ‘familieleden zijn als schoenen, hoe strakker (lees: hechter) ze zijn, hoe meer pijn ze doen.’

In zijn tweede roman De naam van de moeder, in soepel Nederlands vertaald door Manon Smits, brengt Roberto Camurri een gebroken gezin ten tonele waaruit de moeder van de ene op de andere dag verdwijnt. Haar enige zoon Ettore, is dan nog maar een baby. Geen doorsneebaby trouwens, want hij huilt uren aan een stuk. ‘Vandaag is een goede dag,’ schrijft ze in het dagboek dat Ettore jaren na haar verdwijning terugvindt, ‘hij heeft maar zestien uur gehuild’, waarmee de schrijver insinueert dat de moeder is vertrokken door de zoon. Ook huilbaby’s groeien op. We volgen Ettore tijdens dat opgroeien. Naar gelang de tijd vordert, wordt de relatie tussen vader en zoon complexer, blijft er veel onuitgesproken, groeit het onvermogen om elkaar liefde te tonen en neemt de mentale en lichamelijke kloof tussen beiden almaar toe.

Camurri toont die verwijdering door stil te staan bij op het eerste gezicht kleine dingen. Zo ontfermen vader en zoon zich bijvoorbeeld over een puppy die vanaf de eerste dag verplicht buiten moet blijven, met een lange leiband vastgemaakt op het erf vlak voor het woonhuis. Als ze het hondje ophalen, jankt het beestje. Daardoor vraagt Ettore zich af of de puppy verdriet heeft omdat hij zijn moeder moest verlaten, een fragment waarin Camurri op het randje van de sentmentaliteit balanceert. Hij slaagt er evenwel in zijn evenwicht te houden, al is het ternauwernood.

Hij kijkt naar de vlakte, het gras, de braakliggende, omgeploegde akkers, de sloten, en hij vraagt zich af, terwijl hij zijn hand in zijn zak steekt, en het bot aait dat daar nog steeds zit, of ook bij hemzelf die pijn ooit over zal gaan, het gemis van zijn moeder.

Dat balanceren op het slappe koord tussen emotie en sentimentaliteit doet Camurri ook als hij de relatie beschrijft tussen Ettore en Miriam, de latere moeder van diens zoon. De bindingsangst die Ettore heeft opgelopen door de afwezigheid van zijn moeder hangt als een donderwolk boven hen en versterkt zijn onvermogen zich aan één persoon te hechten. Zelfs in die mate, dat de obligate buitenechtelijke verhouding – hij valt als een puberende schooljongen voor de onconventionele Gaia, die lijkt te staan voor alles wat in zijn gehavende moederbeeld past – zich al van ver aankondigt. Die voorspelbaarheid zit ook in de haat-liefdeverhouding tussen vader Pietro en zoon Ettore, die niet enkel tegen een steeds groeiende generatiekloof aankijken, maar al evenmin in staat zijn samen over de afwezige moeder te praten, waardoor die moeder almaar zwaarder doorweegt op de onmin én de liefde tussen vader en zoon.

Hij zou willen dat hij zich het gezicht van zijn moeder kon herinneren terwijl ze hem in haar armen hield, terwijl ze hem wiegde, haar stem die slaapliedjes zong, haar geur, de geur van als het eten klaar was.

Ondanks die voorspelbaarheid is De naam van de moeder een lezenwaardige roman over de pijn die verlies teweeg kan brengen, over de moeizame en soms barre zoektocht naar heling en het uiteindelijke vinden van loutering. Die catharsis komt als Ettores oma hem een stapeltje oude ansichtkaarten aanreikt en hij beseft wie die kaarten heeft verstuurd; het moment waarop hij merkt dat de laatste contouren van de blauwe plekken op de ziel nog zichtbaar zijn. ‘Hij zou het willen, hij zou het willen aanpakken en hij zou alles willen weten en hij zou niets willen weten, niet daar zijn, niet achter haar aan zijn gelopen, hij zou in de auto willen zitten, de wind naar binnen voelen waaien door het open raam, allang ver weg zijn, overal willen zijn behalve daar.’ Soms zijn wij het niet die het moment kiezen, maar kiest het moment ons.

Martin Overheul

Roberto Camurri – De naam van de moeder. De Bezige Bij, Amsterdam. 218 blz. € 21,99.