Zijn voornemens kunnen hem gestolen worden

De mus had een schooltje aan de rand van het bos en hij kon de andere dieren van alles leren. In drie dagen zou hij ze leren vliegen, denken, tellen, kwaken of graven. Veel aanloop had de mus niet, daarom bedacht hij een aanbieding; vandaag en morgen kon je alles leren in twee dagen.

Zijn we verzadigd, laten we mogelijkheden liggen, willen we niet vooruit? Met De vuurzeevlieg, formidabel geïllustreerd door Carll Cneut, laat Toon Tellegen wederom zien in de voetsporen te treden van De la Fontaine. Deze Franse fabelschrijver hield de lezer kritische spiegels voor over bijvoorbeeld zijn ijdelheid of hebzucht en sloot de korte dierenverhalen af met een moraal. De verhalen van Tellegen hebben geen slotregels met een duidelijke levensles, maar tussen de zinnen door valt er zeker wel iets te vinden dat aanzet tot reflectie over ons eigen gedrag of de samenleving in het algemeen.

In het openingsverhaal is het vuurvliegje niet content met zijn naam. Hij zorg immers voor vuur en licht en wil zich graag vuurzeevlieg laten noemen. Hij schrijft een brief aan de andere dieren: ‘Als u jarig bent kan ik geheel vrijblijvend voor een vrolijke vuurzee zorgen. En ik bedoel een vuurzee, niet een vuurzeetje.’ Toch komt hij tot inkeer en bedenkt dat hij het enige diertje is dat echt licht geeft, de glimworm gloeit immers alleen maar. Hij ziet in dat hij uniek is en dat zijn naam dus goed is.

Wie ook met zijn naam worstelt is het wrattenzwijn. Hij begint de andere dieren anders te noemen omdat hij boos is dat hij zo’n vreselijke naam heeft: de wregel, de wrekel en de wrikker. Hij ziet uiteindelijk in dat het geen zin heeft om zich tegen zijn naam te verzetten. Er komt een droom aan te pas en zijn boosheid verdwijnt. ‘Hij was wel verdrietig. Er stroomden meer tranen langs zijn wangen dan er wratten op zijn rug en zijn gezicht zaten.’ Maar dan is het goed en hij gaat een eindje wandelen.

Tevreden zijn met wie je bent, je niet anders voordoen, lijkt de algemene boodschap. Een open deur, maar door de vreemde gebeurtenissen en de andere kijk die de dieren van Tellegen op de wereld hebben, werkt het verfrissend. Het stekelvarken neem zich op de eerste dag van het jaar drie dingen voor: niet meer zomaar op zijn hoofd staan, hooguit één eikelworteltaart op een dag eten en nooit meer zeggen dat iets hem gestolen kan worden. Dat dat niet lukt, weet je eigenlijk al, maar als hij aan het einde verzucht dat voornemens hem gestolen kunnen worden, realiseer je je hoe fijn het is dat in te zien.

Elk van de verhalen is prachtig geïllustreerd door de collageachtige tekeningen van Carll Cneut, met hoofdpersonen als menselijke dieren: een treurig kijkende olifant, een schrijvende mol, een wezel met een vrolijk truitje. Soms lijken de tekeningen op zoekplaten, zo verdwijnt het wrattenzwijn bijna in een donkergroen bladerbos.

Typisch is dat er van elke diersoort maar één exemplaar lijkt te zijn: de mus, de das, de snoek. Ze verbeelden niet direct één menselijke eigenschap, maar kampen met verschillende verlangens en onzekerheden, net als ieder mens. En ook lijkt het er niet op dat het dier al iets moet hebben van een menselijke eigenschap, zoals de sluwe vos bij De la Fontaine of de vraatzuchtige beer in het verhaal van Reinaert de Vos. Een teleurgestelde mus die andere dieren iets wil leren, een tellende termiet, een bizon die aan schizofrenie lijdt. Daar denk je niet gelijk aan als je aan die dieren denkt. Misschien ook daarom is het keer op keer verrassend om te zien wat Toon Tellegen nu weer bedacht heeft, welke situatie hij in een paar zinnen neerzet, welke draai hij aan een verhaal geeft. Hoewel hij er al talloze geschreven heeft, blijven de vondsten hilarisch, subtiel en onwaarachtig, maar bevatten ze ook altijd iets herkenbaars. Kortom, vermaak op het hoogste niveau.

Arjen van Meijgaard

Toon Tellegen – De vuurzeevlieg en andere dierenverhalen, met illustraties van Carll Cneut. Querido, Amsterdam. 80 blz. € 22,50.