Ik kon mijn vader toch niet alleen laten?

Roger Raveel, de Vlaamse schilder, tekenaar, graficus en keramist, die vrijwel meteen toen hij zich bewust werd van zijn bestaan, begon te tekenen en schilderen, in ieder geval nauwgezet rond te kijken, werd op 15 juli 1921 geboren in Machelen-aan-de-Leie. Hij zou dit jaar dus honderd zijn geworden. Tot zijn dood op 91-jarige leeftijd in 2013 verbleef hij in zijn geboorteplaats, zoals landgenoot James Ensor zijn hele bestaan in Oostende bleef wonen, beiden zonder ook maar iets aan scheppingsdrang in te leveren. Met het boek Roger Raveel. Het mysterie van het alledaagse / Le mystère du quotidien met teksten en een inleiding van Eric Rinckhout worden leven en werk van deze moeilijk in een stroming onder te brengen kunstenaar opnieuw onder de aandacht gebracht.

Eric Rinckhout laat in zijn voorwoord duidelijk doorklinken hoe breed georiënteerd Raveel was, wat haast vanzelfsprekend ook tot gevolg had dat hij zijn eigen gang ging, moest gaan. Puttend uit zijn dagelijkse ervaringen in het zonder hem (en Gerard Reve) doodgewone plattelandsdorp Machelen-aan-de-Leie ontstonden talloze werken, die even gemakkelijk figuratief als (half)abstract konden zijn. Hij ‘registreerde onbevangen zijn geboortedorp’, schrijft Rinckhout en in die paar woorden ligt het grootste deel van zijn uitzonderlijke kunstenaarschap besloten.

Niet geheel, want Raveel onderhield ook nauwe banden met literaire vrienden als Rutger Kopland en Hugo Claus, die in hem al vroeg een exceptioneel denker herkenden, die werkte in het spanningsveld tussen kennis en mysterie, passend bij de nieuwe figuratie in de jaren zestig. Met de beeldtaal van Cobra kon Raveel niet veel beginnen. Hij nam er kennis van, maar verlegde zijn eigen koers niet. Ook in de opkomende lyrische abstractie, art brut en materieschilderkunst vond Raveel niet wat hij zocht. Evenmin voelde hij verwantschap met de in zijn ogen zwaar gedateerde Latemse school. Dat werk was hem te idyllisch en pittoresk.

Juist de banaliteit van alledag had zijn aandacht. Onopgesmukt, niet licht verteerbaar gemaakt, maar nauwgezet bekeken. Een ode aan het triviale en prozaïsche, dat zijn eigen, soms rauwe poëzie kent. Rinckhout haalt Roland Jooris aan, een levenslange vriend van Raveel, kenner van diens werk en ook eerste conservator van het Raveel-Museum:

Raveel beeldde zijn keuken uit – met tafel, vrouw en kat. Dat veroorzaakte nogal wat kritiek, men vond dat toen onwaardig voor de schilderkunst. Raveel wou het alledaagse in zijn kunst opnemen én ook het kitscherige.

Vier witte betonnen paaltjes in zijn tuin waren bij Raveel goed voor een schilderij. Heel anders dus dan de veelbezongen Vlaamse schilder Constant Permeke werkte. Wat Raveel tegenstond in diens werk was het ontkennen van de moderniteit. Alsof elektriciteit, radio en auto niet bestonden. De was aan een lijn of een betonnen afsluiting konden bij Raveel op even veel aandacht rekenen als een bosrand of boerderij bij Permeke.

Dat Raveel zich meer verwant voelde met kunstenaars als Mondriaan en Léger, is afleesbaar aan zijn werk. Ook zij hadden oog voor geometrie, techniek, het alledaagse, hadden kortom oog voor de nieuwe tijd en waren wars van onnodige schilderachtigheid. Ook, in het begin van de experimentele jaren zestig, door kleine objecten en spiegels te integreren in zijn werk. Of juist terugkerende motieven. Het witte vierkant, soms toegevoegd, soms weggesneden of uitgezaagd, maken bepaald werk in één oogopslag tot een Raveel, al is zijn stijl juist het gebrek aan stijlvastheid. Het is misschien wel mede daardoor dat Raveels naam grofweg beperkt is gebleven tot België, in het bijzonder Vlaanderen, en Nederland. Zelfs kunstpubliek, dat toch graag prat gaat op de eigen geestelijke flexibiliteit, wenst zich kennelijk enig houvast.

Of lag het ook aan zijn eigen instelling? Hugo Claus wreef het hem geregeld onder de neus dat hij te weinig aan promotie van zijn werk deed en Raveel wist ook dat verzamelaars van zijn schilderijen het hem haast verweten. Maar de bewust gezochte kleinschaligheid van zijn bestaan is er evenzeer debet aan geweest:

Ik heb veel fouten gemaakt. Maar mijn vader woonde bij ons. Ik kon hem toch niet alleen laten, ziet u? Ik was te veel bezig met mijn gevoelens en mijn leven. Aan de andere kant: heb je daar veel aan, in de hele wereld bekendstaan als een van de grootsten? Wat is het leven, de dood, het niets? Die vragen blijven, beroemd of niet.

Maar wat kon hij weten? Flor Bex, ex-conservator van het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA) in Antwerpen, wijst op het volledig ontbreken van een galeriestructuur in Raveels vroege jaren. Hoe kon hij zichzelf plaatsen in de internationale kunstmarkt? Dit boek geeft maar weer eens aan hoe bepalend ook iemands tijd is.

André Keikes

Eric Rinckhout – Roger Raveel. Het mysterie van het alledaagse. Davidsfonds, Antwerpen. 160 blz. € 24,99.