Kadare effent weg voor democratie in Albanië

Albanië was tot voor zeer kort het enige land in Europa dat nog op basis van het folkloristisch-socialisme werd bestuurd, maar ook in de arbeiders- en boerenheilstaat zijn de tijden aan verandering onderhevig gebleken.

Die verandering kwam te laat voor Ismail Kadare (55), de Albanese schrijver die in 1963 internationale vermaardheid verwierf met zijn eerste roman De generaal van het dode leger. Hij nam vorig jaar afscheid van de dictatuur en ging in Frankrijk in vrijwillige ballingschap. Al eerder had hij overwogen om zijn geboorteland te verlaten: in 1962 en in 1983, maar beide keren verkoos hij uiteindelijk toch om te blijven.

Nu meende hij zijn vertrek niet langer te kunnen uitstellen. Het regime van president Ramiz Alia bleek niet in staat de hervormingen in te voeren waar elke Albanees naar snakte. Kadare vond dat als hij de machthebbers niet met zijn aanwezigheid tot andere gedachten kon brengen, hij alleen nog kon protesteren door afwezig te zijn, door het land te verlaten, door elders zijn stem te laten klinken.

Ismail Kadare wordt niet alleen beschouwd als de belangrijkste schrijver van Albanië, zijn Nederlandse uitgever hamert er op dat hij ‘internationaal gezien een van de grootste schrijvers van onze generatie’ is.

Hoe is het mogelijk dat een auteur uit Albanië — een land met zo’n twee miljoen inwoners, een land dat het nog maar kort geleden niet zo nauw nam met de rechten van de mens, de vrijheid van drukpers, de vrijheid van meningsuiting, een land dat zich volledig van de rest van de wereld afsloot — tot zo’n hoogte kan stijgen? Hoe is het alleen al praktisch mogelijk dat hij in het buitenland (lees: het westen) publiceerde zonder in eigen land vervolgd te worden, lot dat toch menig Oost-Europees schrijver heeft getroffen?

Onze appreciatie van schrijvers die wonen en werken in landen waar hun vrijheid minder vanzelfsprekend is dan bij ons, wordt vaak ingegeven juist door de problemen die zij ondervinden om hun werk gepubliceerd te krijgen. Van die problemen is het niet mogen publiceren misschien nog wel het minst erge; legio zijn, helaas, de voorbeelden van dichters en schrijvers die zonder vorm van proces in de bak belanden of zelfs gemarteld worden.

Kadare heeft achtentwintig jaar lang kans gezien om dat soort moeilijkheden te vermijden. Op 24 oktober 1990 legde hij een verklaring af waarin hij de achtergronden van zijn vertrek uit Albanië uiteenzette:

Tot vandaag heb ik binnen het raam van de in Albanië toegestane middelen getracht bij te dragen aan een versoepeling van het bewind. Tijdens mijn ontmoetingen met de president en in de briefwisseling die ik met hem in het afgelopen voorjaar had heb ik onomwonden op de absolute noodzaak gewezen van een snelle, diepgaande en volledige democratisering van het land.

Welke dissidente schrijver heeft ooit ontmoetingen met de president, voert een briefwisseling met de regeringsleider? Kadare laat de president weten dat zijn

besluit om voorlopig ons land te verlaten niet lichtvaardig is genomen. Mijn geweten is op dit punt zuiver. Ik hoop dat u uiteindelijk de stem van de rede zult horen en gedreven door die hoop schreef ik u in de eerste zin van deze brief dat ik Albanië voorlopig verlaat. Als Albanië een echte democratie wordt, kom ik ogenblikkelijk terug. Ik wil hier heel nadrukkelijk stellen dat ik niet zal terugkeren nadat het regime is omvergeworpen, maar nadat een werkelijk democratiseringsproces op gang is gebracht.

In een eerdere antwoordbrief van Ramiz Alia wordt Kadare door de president getutoyeerd, maar Kadare blijft netjes ‘u’ zeggen. Uit dat antwoord: ‘Wat de lof betreft die je mij in je brief toezwaait: vergeet niet, kameraad Ismail, dat alles wat wij doen verbonden is met de Partij, met haar kracht en scherpzinnigheid.’

Het lezen in Kadare’s boek Albanese lente geeft je een beetje het idee dat Kadare zich, toen hij nog in Albanië woonde, heeft opgesteld als het jongetje dat ondanks alles probeert de boze meester gunstig te stemmen. En toen de boze meester niet naar hem wilde luisteren, ging hij verbitterd van school af.

Ik geloof wel dat de schrijver ernaar heeft gestreefd om de weg te effenen voor de democratie, zeker in de laatste jaren. Maar hij deed dat tijdens onderonsjes met de president die de kracht en de scherpzinnigheid van de Partij bleef roemen. Met zo iemand praat je toch niet? Iemand met het inzicht en de intelligentie van Kadare (lees bijvoorbeeld het essay De dictatuur en de hoop) zou toch beter moeten weten? Of hebben wij gemakkelijk praten?