Besef te zijn

Devote Lebensbejahung, zo zou je de gedichten kunnen typeren van de Spaanse dichter Jorge Guillén (1893 – 1984), opgenomen in de onlangs bij Uitgeverij Vleugels verschenen bundel Lofzang, waarvoor Barber van de Pol een selectie uit zijn werk maakte. Haar vertaling wordt voorafgegaan door een verhelderend voorwoord, ook van haar hand, waar veel van het onderstaande aan is ontleend. De gedichten worden tweetalig gepresenteerd, steeds op de linkerpagina het oorspronkelijke Spaans, op de rechter Van de Pols vertaling.

Voor ‘zijn’ heeft het Spaans twee woorden: ser, het existentiële zijn, als in ‘te zijn of niet te zijn’, en estar, als in waar we zijn, of met wat we doende zijn. Dat onderscheid is van fundamentele betekenis in Guilléns poëzie, wat Van de Pol de nodige hoofdbrekens zal hebben bezorgd. Het komt pregnant tot uiting in gedichten waarin Guillén ontwaken probeert te vatten, een vaak terugkerend thema. Ontwaken moet je langzaam en voorzichtig doen en je niet plompverloren losrukken uit de slaap. Laat de wereld zich stap voor stap aan je kenbaar maken en laat het besef (weer) te zijn je geest doorstromen en er bezit van nemen. Te zijn in existentiële zin én in de betekenis van er te zijn, als subject in relatie tot de fenomenen van de wereld rondom je:

(De ziel hervindt het lichaam,
Begeeft zich naar de ogen
En botst) – Licht! Mij bezet
Mijn hele zijn. Verbazing!

Dit zijn de eerste regels van het titelgedicht. De toon is kenmerkend voor alle opgenomen gedichten. Ontologie, de filosofische zijnsleer, begint met de vraag waarom er iets is, en niet veeleer niets. Guilléns poëzie is vanzelfsprekend geen filosofische verhandeling, maar uit dat ‘Mij bezet mijn hele zijn. Verbazing!’ spreekt ontologische verwondering – die zich tijdens elk ontwaken kan herhalen – dat de wereld er is én dat jij zowel bent, als er bent.

Guillén behoorde tot de dichtersgroep van de Generatie van ’27, waarvan ook Lorca deel uitmaakte en waar Neruda zich mee verbonden voelde. Van de Pol ziet zekere overeenkomsten van deze groep met de Vijftigers: modernistisch, engagement plaatsend boven streven naar zuiverheid en afwijzing van esthetisch gemijmer. Kortom, poëzie moet in de wereld staan.

Van de Pol nam ook het lange gedicht ‘Nacht van de ridder op’, dat op het eerste gezicht het in de wereld staan juist niet als uitgangspunt neemt. Die ridder is Don Quichot en wie diens avonturen in het Nederlands heeft gelezen, weet dat Van de Pol de hele Quichot heeft vertaald. Ook in dit gedicht is de setting het moment van ontwaken, na een nacht vol geritsel en gemurmel, dat, zo weet de Quichot-lezer, de wanen van de dolende ridder heeft gevoed. Wanen? In Guilléns ogen is Quichot niet zomaar een Lebensbejaher, hij is een (in Van de Pols vertaling) ’topbejaher’. Je moet in die wanen verlangen zien, naar een waarheid die strookt met wat en wie hij wil zijn, een waarheid die ‘gestalte geeft aan zijn gedroomde leven/En aan zijn lot gedurende de nacht.’ Is het teveel gevraagd van de wereld om aan dat verlangen tegemoet te komen?

Laat zich, noodwendig, het avontuur voltrekken,
Laat wat de held verleidt
Als waarheid triomferen.

Guillén is in zekere zin ook zelf een dolende ridder geweest. Geboren in Valladolid, zwierf hij vanaf de late jaren 1920 door de hele westerse wereld. Tijdens het Franco-regime verbleef hij als balling in Canada en de Verenigde Staten. Hij stierf in Malaga, tien jaar na Franco’s dood. Weliswaar is in de jaren 1980 een handjevol gedichten van Guillén in vertaling verschenen, maar tot enige bekendheid bracht zijn dichterschap het in Nederland tot nu toe niet. Daar kan nu verandering in komen met deze mooie, fraai vormgegeven bundel.

Hans van der Heijde

Jorge Guillén – Lofzang. Vertaling Barber van de Pol. Vleugels, Bleiswijk. 117 blz. € 24,95.

Te koop bij de betere boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever.