Ik leef waar ik schrijf

Schrijver Peter Jacob Weber mailt in de kelder van een kantoorpand in New York zijn agent Eva over een nieuwe roman die uit het ‘woordledige’ ontstaat als hij lawaai op de gang hoort. Inbrekers, denkt hij. Terwijl de Russisch sprekende mannen door die nacht door het gebouw razen, verschanst Weber zich in zijn kamer. De politie bellen lukt niet; het enige wat hij kan doen, is een stroom mails schrijven aan deze Eva.

In de prachtig vormgegeven roman Nachtangst is een ernstige Ronald Giphart aan het woord. De ietwat claustrofobische ruimte waarin hij zich bevindt, brengt de angstige Peter Jacob ertoe om in een middernachtelijke biecht zijn leven te vertellen. Hij vertelt over de dood van zijn ouders, de korte ontmoetingen met vrouwen uit het begin van zijn schrijverscarrière en over zijn zoon die het onverwachte product is van een van deze ontmoetingen. Terwijl hij de dood van zijn vader en het bericht over zijn eigen vaderschap nog moet verwerken, komt hij op een schrijverstournee de Amerikaanse schrijfster Lilith tegen. Haar zal hij volgen naar Amerika, al loopt het weerzien wat minder voorspoedig dan hij dacht.

Weber kan overal schrijven: ‘ik leef waar ik schrijf. Home is where my cursor blinks.’ En dat is op het moment van schrijven een kelder. Die keuze lijkt vol symboliek te zitten. Het zegt misschien iets over de carrière van Weber, maar wellicht ook over de noodzaak iets over zijn jeugd te vertellen wat hij tot dan toe omzeild heeft.

Nachtangst begint vol bravoure met een wild idee voor een nieuwe roman, maar eindigt met een kaal vertelde getuigenis over seksueel misbruik. Een autobiografisch gegeven, heeft Giphart in diverse media waaronder Tzum verteld. Pas als Weber dat gedeelte van zijn leven geopenbaard heeft en de demonen van zijn verleden aan het papier – nou ja, de computer – heeft toevertrouwd, kan hij zijn nachtmerrieachtige omgeving verlaten. De conclusie over zijn leven tot dusverre is donker:

Wat me de afgelopen uren pijnlijk duidelijk is geworden, is dat ik alleen op de wereld ben. Ik ben nu zesenveertig en vraag me af wat ik heb opgebouwd, wie ik aan me heb gebonden, wat ik heb gedaan, behalve boeken schrijven. Ik ben niet bitter, wel eenzaam. Als schrijver wil ik eenzaamheid niet vermijden, maar er evenmin mijn leven op grondvesten. Ik wil geen eenzaam mens zijn.

Op het eerste gezicht lijkt Nachtangst een verzameling voor de vuist weg getypte mails, maar bij nadere beschouwing zit de roman geraffineerder in elkaar. Autobiografie, fictie, ideeën over schrijverschap en literaire verwijzingen lopen dwars door elkaar heen. Het zal niet voor niks zijn dat Lilith en Eva, de oermoeders van de mens, een belangrijke rol spelen in het leven van Weber. Dat Eva, de eerste lezer van de mails, nooit antwoord geeft, is wellicht een onheilspellend teken. Ronald Giphart slaat hier een uiterst boeiende nieuwe weg in binnen zijn oeuvre.

Coen Peppelenbos

Ronald Giphart – Nachtangst. De Bezige Bij, Amsterdam. 188 blz. € 20,99.

Deze recensie verscheen eerder in een iets kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 19 november 2021.